Van klokken en kleppers ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 Op de eerste augustus 1712 verbrandde, na blikseminslag, de houten spits van de Middel burgse Abdij-toren. Met verrassende voort varendheid wijdde men zich aan het herstel. Eer er zes jaar voorbij waren, had de stad zijn toren terug, compleet met uurwerk en klok kenspel. De heren J. de Kanter en J. ab Utrecht Dresselhuis beschreven het geheel in 1842 nog met duidelijk respect voor de prestaties van het vroegere geslacht: „De toren is bij den opbouw voorzien met een uitmuntend klok kenspel, bestaande uit 41 klokken, wegende zamen 34.340 Nederl. ponden; de grootste, welke alleen het hoogst in den toren hangt, en waarop tevens het heel uur geslagen wordt is 7600 zoodanige ponden zwaar. Voorts zijn er nog twee luiklokken van 3530 en 1750 Nederl. ponden, waarvan de grootste een heerlijken toon geeft. Bezienswaardig zijn het uurwerk en de toe stel van het klokkenspel. De trommel van het laatste is van metaal, in één stuk gegoten, tweemalen moest de gieter zich de moeite van het gieten getroosten, daar het de eerste maal hem mislukte blank, en weegt 3400 Nederl. ponden. Hij heeft 308 maten, elke maat 84 vierkante nootgaten, dus in 't geheel 25.872 gaten. Bij het voorspel van het heel uur gaat de trommel geheel rond; alsdan verspringt de gansche metalen klavierbalk met alle de hef- boomen der hamers, zamen 300 Nederl. pon den zwaar, zoodat de toetsen of hefboomen der hamers zich plaatsen voor de noten van het half uur, en nu is alles zoodanig verdeeld, a) „De provincie Zeeland", blz. 89. ifvtf wérkyaft lbd»jloH« iu V odolhi 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 28