Bommenede, geschiedenis van een verdronken plaats No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Drs. L. M. Verseput BOMMENEDE is een van de vele plaatsen van Schouwen-Duiveland, die door over stroming zijn verloren gegaan. Het lag aan de Grevelingen, ten oosten van Brouwers haven en ten noordoosten van Zonnemaire, in de uiterste punt van de polder Bom menede. Hoewel het met Schouwen sedert 1412 door inpoldering een geheel vormde, bleef het staatkundig tot Voorne en dus tot Holland behoren. De ligging van het dorp, vlak aan zee, was gunstig voor de opkomst van visserij en scheepvaart. Veel heeft Bommenede van de zee te lijden gehad. Elke grote stormvloed betekende een overstromingsramp voor deze on gelukkige plaats. De stormvloed van 1682 leidde tot de ondergang. HET jaar van definitieve bedijking van Bommenede is 1412. Maar daarvoor bestond Bommenede al als eiland. Het is één van die eilanden die van de 12e tot de 15e eeuw als moerdijken tijdelijk bedijkt en bewoond zijn geweest ten behoeve van de zoutwinning. Dit destructieve bedrijf leidde tot het verlaten van deze eilanden. Wanneer ze later voldoende waren aangeslibd, werden ze opnieuw voor bedijking uitgegeven [1], Voor 1412 wordt van Bommenede gesproken als van een eiland, dat door de Sonnemare van Schouwen en Dreischor werd gescheiden. De Sonnemare was een zijarm van de Gouwe die de eilanden Schouwen en Duiveland van elkaar scheidde. Tevens vormde de Sonne mare de begrenzing van het oude Voorne. Fruin zegt dat Voorne van Zeeland werd afgescheiden en tot Elolland gerekend, teen Putten aan de grafelijkheid Holland was gehecht [2], Huizinga heeft in zijn studie Scaldemariland [3] aannemelijk gemaakt dat het decanaat Voorne oudtijds Somerland werd genoemd. Somerlant moet beschouwd worden als een samentrekking van Sonnemare- land. Sonnemareland of Somerland of Som- merland duidde aldus Huizinga het gehele gebied aan van Oostvoorne tot Bommenede. Blijkens een oorkonde van 1220/1226 maakte Bommenede deel uit van Dirk van Voorne's „terra in Somerlant" [4]. Bommenede is de oudste Cisterciënzer stichting in Nederland. Blijkens een mede deling van pater Willebrandts te Zundert ont ving abt Robert van Brugge tijdens zijn bestuur van de Duinenabdij voor het jaar 1153 van Badeloga, „castellana" van Dixmuide „heel het eiland van Bommenede met tiendeland in Westvoorne als aalmoes" [5], Gewoonlijk da teert men de komst van de Cisterciënzers in Nederland rond 1165, toen de eerste mannen- abdij Klaarkamp bij Rinsumageest ontstond. Maar via de conversen der Duinenabdij deed de orde reeds vóór 1153 haar intrede en wel in Zeeland. Rond 1167 bevestigt paus Alexan der III aan de Vlaamse abdij Ter Duinen al haar bezittingen waaronder ook Bomme nede [6], De oudste bewoners van Bomme nede zijn de Cisterciënzers geweest, eerst die van Ter Duinen, later die van het dochter klooster Ter Doest. Ze hadden in Bommenede een zogenaamde uithof (grangia), waarvan de bewoners (conversen) zich vooral op handen arbeid toelegden. Tussen 1220 en 1226 schen ken Dirk van Voorne en zijn vrouw 4 ha en 86 a land te Somerland op het eiland Bom menede aan Ter Doest. De opbrengst moet, behalve voor de conversen van de hoeve, 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 5