ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 dienen voor het refectorium van de monni ken [7]. Het dijkwezen in deze streken heeft veel aan deze monniken te danken. Ze hielpen Dirk van Voorne zijn overstroomde heerlijk heid herdijken en ontvingen als beloning in 1220 allerlei voorrechten [8]. Ze kregen o.a. het recht om zoutpannen te graven. In 1231 wil Ter Doest Bommenede verkopen omdat het met ondergang wordt bedreigd [8]. Het is er niet toe overgegaan, want in 1237 wordt Bommenede door Ter Doest aan 7 boeren in pacht gegeven. Aan het einde van het pacht- jaar moeten de dijken in goede staat zijn, overeenkomstig de aanwijzingen van de abt. Vinden de pachters de kosten te hoog, dan kunnen ze vertrekken en komt het land met de kapel en de huizen waar vroeger de mon niken woonden, aan de abdij terug. De pach ters moeten de tiende aan de abdij betalen, die een priester mag aanstellen aan wie deze tiende dan ten goede komt. Hendrik van Voorne voor wie de pachtakte gepasseerd wordt schenkt de boeren het recht om schepenen en schout te kiezen, die recht zullen spreken in zake schutting van vee [9], Bommenede is na deze bewoning van de twaalfde tot de veertiende eeuw, aan de zee prijsgegeven. In 1412 is het voldoende aan geslibd om opnieuw bedijkt te worden. Het wordt aan Schouwen vastgedijkt, maar blijft tot Voorne behoren. In 1412 geeft Jan van Beieren als heer van Voorne aan Jan van I Js- selstein ,,alle gorzen en slikken buiten het nieu we land van Zonnemaire ter bedijking uit". Terwijl in 1304 volgens Melis Stoke de Frans- Hollandse vloot nog door de Sonnemare voer, is deze een eeuw later zo verland, dat hij in gepolderd kon worden. In 1401 wordt de Fig. 1. Kaart van Bommenede door Levinus Ruta, 1583. Alg. Rijksarchief, no. 2768 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 6