Zeeland en cultuur No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT J. C. van Schagen MET veel sympathie las ik het slot van drs. Verhurgs aan tekeningengetiteld: „Regionaal Cultuurbestek"in het jongste nummer. Verschillende der daar aangeroerde vragen hinderden me ook wel eens. Als het de bedoeling mocht zijn, hierover een kleine discussie uit te lokken, grijp ik deze gelegenheid, om me dienaangaande wat lucht te verschaffen, dan ook graag aan. Beseffende, dat mijn kijk op deze dingen misschien wat éénzijdig is, wat dl te zeer gedistantieerd en zeker niet al te rooskleurig, waag ik het toch maar, een paar stokjes in ons hoenderkotje te werpen. Aan anderen het laatste woord! HET valt m.i. niet te ontkennen, dat Zee land cultureel een onduidelijk en niet erg opwekkend beeld te zien geeft. Op details hoeven we hier niet in te gaan. On middellijk echter nadat men dit feit gecon stateerd heeft, verrijst reeds de vraag: kan het eigenlijk ook wel anders? Het artikel van drs. Verburg nu komt voor mij slechts be vestigen wat ik al zolang vermoedde: dat het in onze buurprovincies, zij het dan met enkele voor de hand liggende en voor Zeeland alweer niet zo prettige nuanceringen, in wezen niet anders ligt. De één wat méér, de ander wat minder, lijden we toch allen aan dezelfde kwaal. Een kwaal, die moeilijk te vermijden en even moeilijk te beteren is, zolang ze, ge lijk hier, uit de structuur van onze gewestelijke samenleving voortkomt. Voor een enigszins bloeiend, op Nederlands peil het inter nationale nu nog maar eens helemaal daar gelaten staand cultuurleven ontbreekt hier nu eenmaal een voldoende voedingsbodem. Wanneer b.v. West-Vlaanderen gunstig bij Zeeland afsteekt, kan men dit m.i. onmiddel lijk herleiden tot het feit, dat de voedings bodem daar dan ook navenant rijker is. Men kan aan het culturele leven niet veel doen, of het wordt al gauw een bij voorbaat tot on vruchtbaarheid veroordeeld opschroeven. Men kan nu eenmaal met slechts zeer matig succes op steenachtige bodem zaaien. En die hebben we hier. Wat wij tegenwoordig cultuur noemen is een urbanisatieprodukt, omdat deze cultuur een bloei is die eerst uitbreekt bij een voldoende abondantie van het leven, waar aan zij ontspruit i.e. het geestelijk leven in ruime zin. Cultuur heeft een soort pyramidale structuur: om één reële trede hoger te reiken aan de top is een tot op de fundamenten terug gaande verbreding van het hele bouwwerk nodig. Men schept geen leger met het aan trekken van enkele officieren. Alleen de grote centra zijn bij machte, een tot in het culturele reikende levensdichtheid te fourneren. Alleen zij kunnen een voldoende gevarieerd krioelen van elkaar onderling stimulerende spirituele, wetenschappelijke, artistieke en bijbehorende ambachtelijke activiteiten opbrengen, om aan leiding te kunnen geven tot een werkelijk cultureel leven. Eigenlijk is met het woord „urbanisatie" de conditie nog niet eens scherp genoeg gesteld. Zolang en zover dit proces nog 145

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 17