146
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
slechts tot „suburbs" leidt, zijn we nog niet
verder. Ik weet niet, of suburbanisatie een
term is en ook niet, of het verschijnsel een
fatum, of alleen maar een ontwijkbaar gevaar
is; het lijkt me in elk geval wel de moeite
waard, de vraag op te werpen, of dit wellicht
de eerste kennismaking van Zeeland met de
urbanisatie zijn zal, wanneer het straks wordt
opengelegd. We zullen dan nóg nergens zijn.
De nabijheid van universiteiten met heel hun
samenhang lijkt me bij dit soort ontwikke
lingen van niet te onderschatten waarde
drs. Verburg raakt hier terecht aan
van andere hogere opleidingen overigens niet
minder. De kunstambachten en kunstnijver
heid vormen inderdaad een opvallend geluk
kig facet in het Brugse, maar ze hebben er
daar ook de scholen voor en wat nog meer
gewicht in de schaal legt deze kunnen er
ook zijn, doordat er een zeer concrete af
nemer achter staat, een reguliere industrie,
die deze hulpmiddelen gewoon zakelijk nodig
heeft vergis ik me? Zo ook hier de kritiek
niet zwijgt, ze werkt hier dan toch op wel
duidelijk hoger niveau dan Zeeland aankan;
hoeveel groter is niet het inwonertal, hoeveel
belangrijker is niet de industrie van West-
Vlaanderen dan die van Zeeland?
WE hebben in Zeeland eenvoudig geen
voldoende basis om er een enigszins
betekenende culturele pyramide op
te kunnen bouwen. Dit is van meer belang
dan de aangevallen z.g. provinciale zelf
genoegzaamheid. Niet dat deze geen hinder
lijke bijkomstigheid zijn kan, maar laten we
eerlijk zijn: soortgelijke zelfgenoegzaamheden
vindt men op ieder niveau, ook in Amster
dam. Ze vormen enkel maar een verschijnsel,
inhaerent aan elke groepsvorming; naarmate
een groep zich meer sluit, wordt dat erger.
Het is een euvel, dat men constant bestrijden
moet en dat we nimmer kunnen overwinnen
en misschien is dat maar goed ook; het gaat
hier m.i. meer om het vinden van een even
wichtstoestand dan om een elimineren. Want
hoe willen we ons groeperen, wanneer die
groepering niet een zekere sluiting met zich
medebrengt? En hoe willen we een samen
leving vormen zonder groeperingen? De maat
schappij is één complex van groeperingen.
Zonder groeperingen, zonder zelfgenoegzaam
heden dan ook, geen maatschappij. Neen, hier
steekt de crux niet; ze ligt nergens anders dan
in het ontbreken van een voldoende rijk ge
sorteerd milieu, een conditie, die niet zomaar
met een handomdraai en evenmin en zelfs op
den langen duur niet met moeizaam van
bovenaf verordineerde cultuurbevorderende
maatregelen te beteren valt. Zeker, men kan
trachten, het contact met de verten, waar wèl
een natuurlijk levende cultuur aan de gang is,
te verbeteren; men kan trachten de huis-
bakkenen wat méér te laten merken van het
grote stromen, dat in de grote centra, dat
internationaal evoluerende is, men kan ook
„van arremoei" nog maar weer eens wat
zaaisel uitstrooien tegen beter weten in,
maar het heeft allemaal niet zo veel zin,
zolang de voedingsbodem, de klankbodem,
die de respons moet leveren, grotendeels ont
breekt. Wat helpt het, nog maar weer eens in
het vuur te pokeren, wanneer er geen vol
doende brandstof aanwezig is? En deze zal
blijven ontbreken m.i. het klinkt een beetje
marxistisch, maar ik kan het werkelijk niet
anders zien zolang er niet een hardzake-
lijke, doodnuchtere economische ondergrond
ontstaat, waarop het gewenste milieu zich
gaandeweg en min of meer bij wege van een
soort erosie ontwikkelen kan. Zolang er
m.a.w. in ons gewest niet een of andere struc
turele evolutie heeft plaats gehad.
DE culturele bloedarmoede, waarin wij
hier verkeren, blijkt vergeef het me
maar, zeer geachte redactie uit wei
nig symptomen zo duidelijk als uit de inhoud
van Uw tijdschrift Viruly was veel te
vriendelijk Uw tijdschrift, dat toch, als ik
me niet vergis, ook de pretentie heeft een der
culturele vaandeldragers in onze provincie te