Zeeuws Tijdschrift
Vraagstukken van watervoorziening in Zeeland
NUMMER5 13e JAARGANG 1963
Ir. G. P. M. Dikötter
DE vraagstukken waarvoor de provincie Zeeland in de nabije
toekomst op het terrein van de watervoorziening zal
worden geplaatst zijn dermate ingewikkeld dat een sum
miere beschouwing, zoals de onderhavige, hieraan niet voor de volle
honderd procent recht kan doen wedervaren.
De snelle industriële ontwikkeling, zoals deze zich bijvoorbeeld
de laatste twee jaren in Zeeuwsch-Vlaanderen aftekent, dwingt tot
een werkelijk grootscheepse aanpak van het probleem van de water
voorziening, waarvoor in veel breder kring, op korte termijn belang
stelling moet worden gewekt dan tot nu toe het geval is geweest.
Hiertoe kan wellicht deze korte studie een bijdrage leveren.
Naast technische aspecten, die om een oplossing vragen, dient de
nadruk gelegd te worden op de concentratie, of samenwerking, van
de bestaande bedrijven die, in de verschillende economisch-geogra-
fische gebieden van de provincie, de watervoorziening voor hun
rekening nemen.
HET is inderdaad de moeite waard zich
juist nu met wat men zou kunnen
noemen „de verwezenlijking van de
coöperatieve gedachte" op waterleidingsgebied
in Nederland en Zeeland in het bijzonder
bezig te houden en hieraan gestalte te geven.
Het is immers duidelijk dat de recente ont
wikkeling op industrieel gebied tot een crisis
in de zoetwatervoorziening kan leiden, indien
niet tijdig wordt ingegrepen. Dat ingrijpen kan
men zich voorstellen „van bovenaf" of „van
binnenuit". „Van bovenaf" betekent het
binnenloodsen van centralisatie, waardoor de
beslissingen bij enkelen worden opgehoopt en
aan de leden van onze groep de mogelijkheid
om te leven volgens verantwoorde zelfstan
dige beslissingen, wordt ontnomen.
Wij kennen de gevaren van centralisatie
voldoende, zoals de kans op overlading aan
de top, op machtsmisbruik, op willekeur
en.bureaucratie, met onverbrekelijk daar
aan verbonden het te trage tempo in het
nemen van beslissingen. In Nederland valt dit
allemaal nog wel mee, maar deze verschijn
selen zijn toch wezenlijk aantoonbaar bij te
ver doorgevoerde centralisatie!
„Van binnenuit" betekent: een samen
werking door heel andere geest bezield en op
een tegenovergesteld beginsel berustend, ten
einde zoals in ons geval tot doelmatige rege
ling van de waterproduktie en de distributie
te komen.
Zo gesteld lijdt het geen twijfel dat men
aan dit laatste, namelijk ingrijpen „van bin
nenuit" de voorkeur moet geven. Dit mag
echter niet leiden tot het op de lange baan
129