156 Het laatste schot van de „Erebus" trof het dak van de kerk te Zoutelande. Foto J. Jonker ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 Versterkingen HET jaar 1906 betekende een keerpunt. In Enge land werkte men aan formele plannen voor een strijdmacht die op het vasteland kon opereren. Er was verder een Engels-Franse Entente. De uitbreiding van de Duitse marine betekende een nieuwe en dreigende factor. In Nederlandse militaire kringen groeide de gedachte dat de aanleg van vestingwerken te Vlissingen noodzakelijk was om de Scheldemonding te beheersen. Moest Nederland toestaan dat bij schen ding van de Belgische neutraliteit Engeland via de Schelde hulp bood? Duitsland zou dit onder geen be ding dulden. Ten tijde van de Balkancrisis (1908-1909) is er in de buitenlandse en Nederlandse pers een druk ke discussie gaande over het plan Vlissingen te ver sterken. De Haagse Vredesconferentie was nauwelijks achter de rug (1907), waarbij was overeengekomen dat neutrale landen de toegang tot hun gebied aan oorlogvoerenden zouden weigeren. De voorstanders van de defensiewerken te Vlissingen hadden sterke troeven: o.a. verdediging van eigen neutraliteit. De tegenstanders beriepen zich op het tractaat van 1839, dat naar hun mening Nederland verplichtte geen be letselen in de weg te leggen aan strijdkrachten ter ver dediging van de neutraliteit van België. Standpunt EINDELIJK, in 1911, besliste de Entente dat de tijd gekomen was om achter het definitieve standpunt van de Nederlandse regering te ko men. Men verwachtte dat de Belgen hiertoe het initiatief zouden nemen. Om meer dan een reden zag België hiervan af. Was de bedoeling van Engeland: voordeel voor de Entente? Wellicht een bondgenoot schap? Men vreesde een overwicht van de Engelsen bij een bezetting van Antwerpen. Het vooruitzicht van een slagveld op eigen grondgebied was bepaald niet aanlokkelijk. Van de versterkingen te Vlissingen is weinig terecht gekomen. Toen de oorlog in 1914 be gon waren alleen de fundamenten van een fort (De Ruyter) juist gereed. De bouw werd gestaakt. Enge land verkeerde nog in het onzekere. Nederland ver bood het gebruik van zijn stromen door oorlogsschepen van andere nationaliteiten. Aan de mogelijkheid van passage voor Engelse handelsschepen werd nog gedacht toen Antwerpen midden oktober in Duitse handen viel. Sad battle HET boek van J. L. Moulton: „Haste to the battle; a marine commando at war" (Londen, 1963) vertolkt de gevoelens van een bevelvoe rend officier van een gevechtseenheid, het 48- ste commando. Het is een sympathiek boek van een man met een indrukwekkende staat van dienst. In 1961 nam hij afscheid van de dienst als major-general. Na Normandië volgt Walcheren: „a sad battle". Het 14e hoofdstuk over de duinen van Walcheren draagt als motto een uitspraak van Wellington: „Niets, behalve een verloren slag, kan zo droevig zijn als een over winning." Generaal Gale zegt in het voorwoord dat in de militaire hiërarchie de taak van een bevelhebber van een commando de meest zware is. Hij is direct betrokken bij de man in de frontlinie, maar hij is tevens „the agent of the generals". Op 1 november 1944 begon de aanval op Westkapelle onder moordend vuur. Het 48ste commando had tot taak batterij W 13 het zwijgen op te leggen. Dit is gelukt, maar de offers waren zwaar. „All else was quiet, and I handed over to Skinner, while I went for a walk round the dunes in the moonlight. First I came to Derek de Stacpoole. He was propped, half erect, in a shallow German trench; it looked as if he had been shot trying to get a look forward or perhaps leading an attack. Ten yards in front of him was a dead German in a rather similar position; possibly they had shot each other simultaneously. Now I had time to mourn his loss; the

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 28