No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
bijbehorende kapellenaars? Zo zul je op je
dorp het toch ook wel niet gehoord hebben?
Eerder „wasgoppel" dan dat kwasterig-pe-
dante, boekerige „westkapelle", vermoed ik
zo. Er zijn beschavingsverschijnselen, die me
doen knarsen, en dit is er één van. Maar ik
dwaal af.
WAT ik allereerst te berde wilde bren
gen aan de hand van dien over
grootvader: dat ik nu niet zo'n erg
beste verdediger van Domburgs wallen zijn
kan, wanneer het tegen Westkappelaars gaat.
De situatie doet me enigszins denken aan mijn
voetballerscarrière, die ik startte en tegelijk
afsloot met de bal in mijn eigen doel te trap
pen. Daar is ook hier kans op. Ik heb de
Westkappelaars altijd erg bewonderd, ze had
den een ruigte, die we hier niet kenden, een
karakter dat aan hun basaltblokken herinner
de, altegader zaken, waarvan Domburg niet
zo thuis was. Omgekeerd had Domburg een
genuanceerdheid, een bouquet van eigenaar
digheden, waarvoor Westkappel niet gecom
pliceerd genoeg was. Domburg en Westkappel,
allebei echte zeekant-dorpen, aanmerkelijk
zilter dan de kleidorpen van het binnenland
met belangrijk méér ervaring van armoe, stro
pen en jutten, verschilden anderzijds wel héél
erg: Westkappel had practisch géén aanraking
met „de grote Heren", terwijl Domburg er
maar al te veel aanraking mee had. De feo
dale verhoudingen, die in heel Walcheren
regeerden, culmineerden misschien wel op
Domburg, waar de badplaats dit spel nog aan
blies, terwijl ze daarentegen op Westkappel,
door zijn speciale bevolking èn zijn bijzondere
positie in de Walcherse economie, wel op een
on-Walchers laag pitje moeten hebben ge
staan. Vandaar, dat het oude Westkappel een
uitzonderlijk gesloten gemeenschap zijn kon,
een dorp uit één stuk. Wat zeker van Dom
burg niet kon worden gezegd.
Scherp gesteld hadden Domburg en West
kappel allereerst de zeekant, de armoe en de
alcohol gemeen; zij maakten het grondpatroon
uit, waarbij dan waarschijnlijk het hoofd
accent op de armoe viel voor Westkappel, op
de spiritualia voor Domburg. Waar op Wal
cheren was de bedelarij zo een in groepsver
band werkend instituut in wintertijd, als in
Westkappel, waar was de drankgeur zo sterk
als op Domburg? Beiden hadden ze aldus een
vrij wilde bevolking, individualisten van het
eerste water. Wel hebben we het op Domburg
nimmer zo ver gestuurd, dat we een Jonkheer
van Citters bij de baard uit zijn rijtuig en naar
het Stadhuis sleurden wat Westkappel op
een tijdlang streng toezicht van een detache
ment dragonders te staan kwam wel heb
ben we het nooit zo ver gebracht, dat we, als
Westkappel, een marechausséepost in huis
kregen, toch hebben wij in die jaren óók onze
kleine rebellieën gehad, waarbij een roemrijke
Passenier de gewapende macht b.v. een kara
bijn wist af te wringen, en zeker hadden we
ook dit gemeen, dat er af en toe een respec
tabel aantal vrije geesten in de pot zat. Maar
daar houdt de overeenkomst dan ook wel op.
Domburg, dat de Middelburgse Heren ook
buiten het zomerseizoen wel geregeld over de
vloer had sommigen woonden er zelfs
was bepaald niét uit één stuk er liep een
zware adering van serviliteit-die-van-profi-
teren-wist door ons heen; ze heeft me vaak
gehinderd en dan heb ik er, bewust, nog alleen
maar de na-dagen van gekend. Mijn Dom-
burgse grootouders, die van moederskant, leef
den nog volledig en met overgave! in die
oude-dienarensfeer. Groomoe was lang keu
kenmeisje geweest op Veldzicht aan de Oude
Vlissingse weg, bij „Mejuffre" Snouck Hur-
gronje, Grootpa was, waarschijnlijk met vrij
metselaarshulp, kastelein geworden van het
Domburgse Badpaviljoen, mijn Moeder was
in die vroege jaren een bijzonder bescherme-
lingetje van Mevrouw de Bruin, de schoon-
mamma van Graaf van Lynden; ik herinner
me nog wel bezoeken, met Moeder aan een
handje, bij Mevrouw de Bruin, een kleine,
broze, oude dame, heel bleek, en heel moe, bij
het raam, in een donkere, enorme kamer van
het Badhotel. In die dagen leerde ik het woord
„douairière" kennen, een heel eerbiedig woord,
135