daarop weer groeien van nieuwe ontstaat een min of meer veerkrachtige laag, die soms wel ongeveer een decimeter dik kan worden Het lopen over dit mos geeft een indruk of men over een dik en duur tapijt loopt. Zowel de mannelijke broedlichamen als de vrouwelijke sporenkapseldragers zijn para- pluvormig, de vrouwelijke bovendien veelstralig. Aan deze vorm ontleent het mos zijn Nederlandse naam. Het purpersteeltje is een Bladmos, dat in het reservaat in zeer grote hoeveelheden voorkomt. Het is betrekkelijk klein en donkergroen en groeit op droge, zandige gedeelten. Het ontwikkelt in nawinter en voorjaar een groot aantal sporenkap- sels op steeltjes van enkele centimeters hoog. Deze steeltjes zijn purperrood en de duizenden steeltjes leveren bij laagstaande zon in tegenlicht een zeer fraai beeld van deze begroeiing. IN 1960 werd door de Commissie voor de Floris- tiek van de Kon. Ned. Botanische Vereniging een zomerexcursie in West Zeeuwsch-Vlaanderen ge houden en ook de Westgeul bezocht. Er werden toen 148 soorten gevonden, waaronder als nieuwe zeldzame soorten Gestrekte Zegge (Carex extensa Good.) en Moeraswespenorchis Epipactus palustris (L.) Crantz) alsmede een drietal bastaarden van Epilobiumsoorten (Litt. 6). De jongste opname in 1963 leverde in totaal 205 soorten hogere planten op; het komt mij voor dat ook het aantal mossoorten is uitgebreid. Bovendien bleken thans in het terrein en de beboste randen verscheidene soorten Paddenstoelen te groeien. Ik noteerde o.a. Bleek Zwavelkopje, Chloor- en Gras- mycena, Weidekringzwam, Wieltje, Geweizwam en Zwarte Kluifjeszwam. Het aantal soorten hogere planten heeft nu in het reservaat vermoedelijk wel zo ongeveer zijn maximum bereikt. Wel zullen nog weer nieuwe soorten verschijnen maar door de voortgaande ontzilting en de successie zijn andere soorten voorbestemd om te verdwijnen. Aan de noordzijde van het reservaat aan de voet van de Wevelswaaldijk bevindt zich een vrij grote water plas. Er is onder die dijk door vrij veel zoute kwel en dit kwelwater komt via een slootje in een on onderbroken lichte stroom in die plas terecht. Tus sen slootje en plas is een kwelgebied ontstaan waarop allerlei schorreplanten nog welig voorttie- ren en het Engels slijkgras Spartina townsendii H. et J. Groves) een ongekende hoogte bereikt. Voor dit gras is op de schorren, waar het regelmatig door zeewater wordt overspoeld een hoogte van 50 a 70 cm normaal; op de genoemde kwelplaats had dit in 1962 in volle bloei een lengte van om streeks 1.75 meter. In het kreekwater zijn intussen ook enkele soorten waterplanten opgetreden, zoals Kamfonteinkruid, Ruppiasoorten en Zoutwaterzani- chellia. In het najaar worden soms dikke lagen kroos op het water aangetroffen, doch dit wordt met afvoerwater uit andere polders aangevoerd. In de Braakmanpolder zelf is Kroos nog niet tot leven gekomen. In het najaar wordt het water in de kreken tot een laag peil afgespuid en komen langs de kreek en bij de uitloop in de Braakman kreek grote oppervlakten droog te liggen. Daar door wordt grote schade aan de waterplanten be rokkend, maar blijkbaar produceren zij voldoende zaden om zich staande te houden; in de zomer is tenminste van achteruitgang niets te merken. Zo wel het fijne groene blad als de zaden vormen een geliefkoosd voedsel voor de vele in de polder aanwezige watervogels. De uit de aanvankelijke opslag ontwikkelde wil genbosjes zijn in de voorbije jaren uitgegroeid tot uit stevige struiken bestaande groepen. Er zijn in het voorjaar reeds veel bloeiende katjes en uit het zaad ontstaan weer veel jonge struiken, waar van sommige ook al weer bloeien. Daaronder be vinden zich nu ook een tweetal bastaarden, zodat ook hieruit de natuurlijke gang van zaken in het reservaat blijkt. Op een drietal plaatsen zijn ook planten van de Duindoorn opgeslagen, die zich door vegetatieve voortplanting tot welige Duin doornbosjes hebben ontwikkeld, die op twee plaat sen reeds veel bessen geven. Op de derde, op grote afstand van de andere gelegen plaats is dit nog niet het geval, hoewel de struiken minstens even groot zijn. Aangezien de Duindoorn twee- huizig is en dus op een plant slechts eenslachtige bloemen voorkomen, vermoed ik dat dit een cloon Engels Slijkgras op de kwelplaats 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 10