Pyramidebouwer en werfofficier
is met enkel mannelijke of vrouwelijke planten,
waardoor geen vruchtzetting mogelijk is.
NA tien jaren de stand van zaken bekijkende
kan worden gezegd, dat aan de Westgeul een
zeer fraai natuurgebied is ontstaan, waarmee
de beheerders van de polder en de adviserende
instanties eer inleggen. Het is voor het publiek
verboden terrein. Dit moge misschien jammer zijn;
op plaatsen die aan de natuur worden overgelaten
moet menselijke invloed zoveel mogelijk worden
geweerd. In de aangeplante bospercelen zijn ech
ter paden aangelegd, die wel openbaar zijn en
van daaruit heeft men op verschillende plaatsen
fraaie doorkijkjes op begroeiing en waterpartijen.
Bovendien concentreert het recreatiezoekend pu
bliek zich toch in hoofdzaak op en om het speciaal
daarvoor aangelegde terrein met zwembad, speel
weiden en jachthaven.
De Westgeul wordt dus overgelaten aan de plan
ten en de vogels en aan de beoefenaren van de
natuurwetenschap, waardoor wellicht ook uit dit
oogpunt de afsluiting van de Braakman mag wor
den gerekend tot de „proffijtelicxste dijckagieën"
van de twintigste eeuw.
,,Nu hebben ze elkaar teruggevonden
de bloemen en de vogels en de zon."
H. W. J. M. KEULS
Geciteerde literatuur:
1. Gottschalk, M. K. E.: Historische geografie van Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen, pag. 87 e.v.
2. Smid en Westerhof: Tien jaar Braakmanpolder. Land en
Water 1963, pag. 68-71.
3. Bakker, D.: De natuurlijke vegetatie van de Brakman. Bij
lage bij notulen van Landbouwk. verg. op 20 juli 1954.
Stencil.
4. Bakker, D. en Boer, A. C.De vegetatie van de Braakman
in 1952. Van Zee tot Land no. 19., pag. 29-39.
5. Visser, A. de: Herstel der wilde plantengroei in geïnun
deerd gebied. Zeeuws Tijdschrift '55, pag. 120.
6. Visser, A. de: De Zeeuwse flora in het heden en haar
kansen voor de toekomst. Zeeuws Tijdschrift '61, pag. 129.
Aan het eind van een culturele zwerftocht door
Belgisch West-Vlaanderen en Nederlands Limburg
constateerde M. C. Verburg zie Regionaal-cul
tureel bestek, Z.T. no. 4 van de vorige jaargang
dat er ten aanzien van de cultuur in Zeeland „het
een en ander, om niet te zeggen het een en het
ander" ontbreekt.
In hef daaropvolgende nummer van ons tijdschrift
zorgde J. C. van Schagen voor een weerwoord.
Vrij en vrijmoedig vertolkt zegt Van Schagen: Wat
wil je! Zolang er niet een hardzakelijke, dood-
nuchtere economische ondergrond ontstaat, zolang
er in ons gewest niet een of andere structurele
evolutie heeft plaats gehad, kan hier geen (cultu
rele) pyramide gebouwd worden die boven de
Hoge Hil uitsteekt.
Louis Heymans, veertig jaar in touw om een deel
van de Zeeuwse jeugd voor de kunst toegankelijk
te maken, kan in de door Van Schagen aangeduide
situatie niet berusten. Wij ontvingen van Heymans
een uitvoerig en bewogen schrijven, waaraan wij
het volgende ontlenen: „Wanneer Van Schagen
zegt dat officieren nog geen leger vormen, dan
dient opgemerkt dat de ontbrekende krijgslieden
uit de Zeeuwse jeugd gerecruteerd kunnen worden.
Reeds lang wordt er veel gedaan landelijk en
regionaal om de jeugd voor kunst te interes
seren. Ik moge herinneren aan het educatieve werk
van de V.Al.V.O., wijzen op de activiteiten van
Openbaar Kunstbezit, op de organisatie van school-
concerten, op de jaarlijkse voordrachtswedstrijden
voor middelbare scholieren. Mijn persoonlijke er
varing is dat de Zeeuwse jeugd niet minder ont
vankelijk is voor kunst dan die van elders.
Voortgaan I De werftrom roeren is het eerst- en
meest noodzakelijke om in onze nog goeddeels
agrarische provincie tot algemener, ruimer en in
tenser kunstwaardering te geraken.
Ik wil er in dit verband ten slotte op wijzen, dat
na twee jaar schijnbare rust de Zeeuwse Museum-
fondsaktie binnenkort zijn tweede offensief inzet.
Reeds is elf mille bijeengebracht. Onder de leuze
van het passieve naar het creatieve strijden wij
verder. Mogen particulieren en instellingen metter
daad tonen te beseffen, dat het hier om een waar
achtig Zeeuws belang gaat."
Met deze hartewens van Louis Heymans stemmen
wij gaarne in.
REDACTIE
11