Het stuk van Schijve
L. W. de Bree
Het Oostburgse Ledeltheater biedt plaats aan
465 bezoekers. Binnen het jaar heeft Cor
Schijve er elf keer zijn Cadzands spel „Jaon-
tje" opgevoerd en elf keer was de zaal uitver
kocht. Wanneer niet enkele van de spelers,
zangers, dansers zich moesten voorbereiden op
het onderwijzersexamen, was de reeks nog
langer geworden.
In West-Zeeuwsch-Vlaanderen vragen de men
sen elkaar of zij „het stuk van Schieve" al
gezien hebben. Een kwartier voor de aanvang
is er in de zaal nauwelijks nog een plaats on
bezet. Na elk van de vier taferelen klatert een
hartelijk applaus en ook aan spontane reacties
tijdens het spel tekenen van onverholen
pret, de verrassende herkenning van het ver
geten gewaande ontbreekt het niet.
Schijve's stuk krijgt wat het verdient, want
het is een kostelijk spel.
Van een origineel gegeven is allerminst sprake.
Ontdaan van de eenvoudige verpakking blijft
niets over dan het conflict, opgeroepen door
de serieuze vrijage van Bram Góoijsen, boeren
knecht, met de dochter van zijn baas, David
Benteijn. De bedenkingen van Baas Benteijn
gelden niet, zoals gewoonlijk in streekromans,
Alli, joengers in meises, 'n kêê draoi'n by Jaocob voor
een lekker velletje mdkrons 't Is groen of róód,
prys of geen!
het verschil tussen heren en knechten en op de
persoon van de vrijer valt niets aan te merken.
Diens vader en broers evenwel staan ongunstig
bekend. Baas Benteijn beroept zich op Exo
dus 20 en bezweert, dat hij in een huwelijk
van zijn „Jaontje" met Bram nooit zal toe
stemmen. De zaak wordt anders wanneer
Lowie Standaert, „pèrefokker uut Sluus" aan