WIEGELIED
Leeuwtje, mijn welp van een leeuw
die zoon was van een andere leeuw
en zo tot aan de bron des levens,
wanneer je huilt
weent ook de palmboom
wenen paard en schaap
en weent je moeder,
want dan roep je de toeareg nader
en de djinns.
Ze zullen komen om je te halen,
ze komen onze dadels stelen
en het paard
en het schaap.
Dan blijft alleen de as
van ons huis op ons voorhoofd kleven.
Geitje, mijn kleine geitje,
warm tegen mijn lichaam aan,
huil niet.
Hier is een drinkzak vol warme melk.
Zuig ook mijn andere borst leeg.
Ik legde je kruizemunt op het hoofd
om de djinns af te weren.
En eens, wanneer je groot zult zijn,
zul je zeggen: lemma, moeder,
jouw melk, zoeter dan dadels en honing,
jouw melk, helderder dan maan- en zonlicht,
jouw melk, sterker dan ziekte en dood,
jouw melk was het, die mij deed groeien
recht als een palm in onze oase.
(Sahara, anoniem)
HANS WARREN
16