WIEGELIED Leeuwtje, mijn welp van een leeuw die zoon was van een andere leeuw en zo tot aan de bron des levens, wanneer je huilt weent ook de palmboom wenen paard en schaap en weent je moeder, want dan roep je de toeareg nader en de djinns. Ze zullen komen om je te halen, ze komen onze dadels stelen en het paard en het schaap. Dan blijft alleen de as van ons huis op ons voorhoofd kleven. Geitje, mijn kleine geitje, warm tegen mijn lichaam aan, huil niet. Hier is een drinkzak vol warme melk. Zuig ook mijn andere borst leeg. Ik legde je kruizemunt op het hoofd om de djinns af te weren. En eens, wanneer je groot zult zijn, zul je zeggen: lemma, moeder, jouw melk, zoeter dan dadels en honing, jouw melk, helderder dan maan- en zonlicht, jouw melk, sterker dan ziekte en dood, jouw melk was het, die mij deed groeien recht als een palm in onze oase. (Sahara, anoniem) HANS WARREN 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 18