Een gemiste kans M. P. de Bruin Opmerkingen bij hef verschijnen van het boek: Mr. Laurens Pieter van de Spiegel, raad en burgemeester van Goes, de leerjaren van een staatsman, door de heer F. van Dijk. Eén van de beste opstellen over de Zeeuwse ge schiedenis is dat van dr. K. Heeringa over de leiders der staten van Zeeland in de jaren 15771580 1). Jarenlang had hij in zijn functie van Rijksarchi varis gewerkt aan de inventaris ven het archief van de Staten van Zeeland en hun Gecommitteerde Raden. Geen ander was in staat, maar wellicht is het beter te zeggen: had de gave, om in kort be stek een van de belangrijkste perioden van de Zeeuwse geschiedenis zo kernachtig te schetsen. Aan het slot van zijn opstel schrijft Heeringa over Johan Adriaensz. Blancx en hij citeert daarbij Laurens Pieter van de Spiegel. Blancx heeft in de jaren zeventig van de 16e eeuw een zeer belang rijke rol in het staatkundige leven van Zeeland ge speeld. Van de Spiegel die, ter afwisseling van zijn ambtsbezigheden dit voor Beveland zeer moeilijke tijdperk bestudeerd heeft, noemt hem de beroemde dijkgraaf 2). Voor de pensionaris van Goes, later van Zeeland en ten slotte van Holland, moet, aldus Heeringa, het voorbeeld van Blancx, „een magis traatspersoon met groote plichtsbetrachting, die in pijnlijke omstandigheden niet de wijk genomen heeft, maar de voorspraak en de vraagbaak van zijn medeburgers is gebleven", grote waarde voor eigen vorming hebben gehad. Blancx kan dus in bepaald opzicht gelden als de leermeester in staats zaken voor Van de Spiegel. „De leerjaren van een staatsman" is de ondertitel van het pas verschenen werk van de heer F. van Dijk, oud-leraar te Goes, over mr. Laurens Pieter van de Spiegel. Opgenomen in de Historische Bi bliotheek van de uitgever Van Gorcum, een reeks, waarin uitstekende monografieën en biografieën zijn verschenen, waren onze verwachtingen hoog gespannen. Er wachtte ons echter een deceptie. Het boek laat zich door de vele, dikwijls onnodige, uit weidingen moeizaam lezen. Maar wat veel erger is, men verwacht van een dergelijk werk, dat de figuur van een staatsman in wording voor ons gaat leven, terwijl hier het tegendeel het geval is. Van het 235 bladzijden tellende werk, uitgezonderd de docu mentatie, bijlagen en illustraties, worden er 50 ge wijd aan het bespreken en omspelen van het werk van Van der Spiegel: „Historie van de satisfactie, waarmede de stad Goes en het eiland van Zuid- Beveland zich begeven hebben onder het stadhou derschap van Prins Willem van Oranje, in het jaar 1577." Bijna geheel dit 8e hoofdstuk is deels een uittreksel van dit werk, deels een verhaal over de beginjaren van de strijd tegen Spanje, zonder dat hef ons de figuur van Van de Spiegel beter leert kennen. De enkele opmerkingen in het eerder ge noemde opstel van Heeringa, die zijn stof volledig beheerste, brengen ons veel nader tot Van de Spiegel dan heel dit hoofdstuk. De „nabetrachting" van dit kapittel begint aldus: „De historiografie van onze strijd tegen Spanje is bij golven komen opzetten. De eerste baar stuwden tijdgenoten: de Haarlemse notaris Pieter Bor, wiens kurkdroog basiswerk uitpuilt van authentieke stukken; de koop man Emanuel van Meteren Afgezien van deze baarlijk onzinnige stijlfiguur vinden we alles over de historiografie van de opstand bij Romein in zijn studie „Spieghel historiael". 3) Een opstel, dat in de documentatie achter in Van Dijk's boek niet wordt genoemd. In dezelfde documentatie van het 8e hoofdstuk, worden onder de „toppen" in de literatuur wel Bor en Van Meteren genoemd, maar niet Hooft, misschien de enige top als het gaat om historiografie van hoog literair gehalte in dit verband. Als wij het woord literair noemen, denken wij daar bij ook aan het begrip stijl. Wij noemen slechts enkele voorbeelden: „Echter, de voornaamste ste den uit het zuiden sloten zich aan bij de Noor delijke Unie, maar Parma's behendige diplomatie wrikte eraan en ze bezweken één voor één: Brus sel, Gent, Brugge, Yper, Doornik, dit laatste niet zonder harde strijd; maar slechts Antwerpen zou, na een spectaculair beleg pas in 1585 capituleren" (blz. 1). „Maar daar Reimerswael van dan af niet meer (bedoeld wordt van 1531) ter Statenvergade ring toog, werd Goes de derde stad van Zeeland en was nog maar de enige op Zuid-Beveland" (blz. 43). Terloops vermelden wij hier, dat een af gevaardigde van Reimerswaal in 1577 en 1578 nog op enkele Statenvergaderingen aanwezig was. „Hier had dus de heer Keetlaer een deurtje menen te vinden, dat hij de „upstart" voor diens neus kon dichtslaan, terwijl zonder twijfel Van de Spiegel de mogelijkheid heeft ingezien deze interpretatie op goede gronden te kunnen bestrijden niet alleen, maar volkomen ontzenuwen" (blz. 60). „Het bezoek aan het huis van de oud-burgemeester, met aan wezig stellig ook burgemeester Isebree, heeft geen „spell" over de eerwaarde heren geworpen: ze stonden op hun stuk en gaven geen krimp" (blz.132). Voor de lokale geschiedenis zijn de details en uit weidingen niet zonder bekoring, hoewel zij op zich zelf niets bijdragen tot een scherper beeld van 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 24