Van Schagen aan Viruly
Amice,
ALLEZ dan maar: je bent van Westkappel! Door
die levensbepalende jeugdjaren. Gaver dan ik
Domburger ben ik heb daar maar één been
aan den grondzij het dan ook mijn vakantie
been. Want tot mijn vijftiende woonden we in Middel
burg en was Domburg het paradijs waar de groot
ouders resideerdenhet oord van plaisance waar je
doen mocht wat je wou. Middelburg daartegenover
dat was de school, de vaste regel, het gareel. Zeker,
het had óók zijn vertiertjes en soms vergat je daar
zelfs het Domburgse Elysium wel eens bij, maar toch
blijft het een veelzeggend ding, dat ik destijds geen
zwaarder beklemming kende dan die gevreesde terug
keer, na elke vacantie opnieuw, tot dat stille, dode
huis in de stad, waar de tijd had stilgestaan en het
riool dito. Het greep je naar de keel, als was het een
gevangenis, en je had dagen nodig om weer wat te
wennen wennen is me altijd een hatelijk woord
gebleven. Ik wil niet wennen en moet al heel jong met
het woordje „sleur" hebben gezwaaid. Aldus gespleten
van mijn jongste jaren af met die champagnemand
was het al begonnen heb ik nooit dat lokale chau
vinisme kunnen opbrengen, dat den vreemdeling met
stenen gooit ten minste als het niet even ter zijde
gaat om op blote voeten en grijs van het stof achter
zijn rijtuig aan te draven, bedelend om een centje:
mijn eerste herinnering aan Westkappel, maar ze is
van 1897toen was je er nog niet. Evenmin die koddige
angst voor het andere dorp en wat betekenen stenen
en suikerbieten, vlootdemonstraties en oorlogen anders
dan angstzoals ik die eens, op Oostkappel lo
gerend, van mijn neef je meemaaktewe waren scharre
lend in de duinen achter Berkenbosch en plotseling
slaat hij als een verschrikt konijntje op de vlucht.
ExplicatieTwee zwarte stipjes in de verte: Dom
burgers!! Dezelfde landsverraderlijke mentaliteit ken
merkte mijn houding jegens Vlissingen, „dat rommel
tje", of wel „die Belzenboel", waar ieder Middelburgs
jongetje toch wel van huis uit op néérzag. Ik kon er
niet aan meedoen, ik was Vlissinger van geboorte
trouwens en ik was er fier op. Op de H.B.S. vond ik
de Vlissingers, een vrï] talrijke, nogal ongeregelde hor
de Vlissingen had toen nog geen eigen H.B.S.
bepaald van een frisser, zilter, avontuurlijker slag dan
de nette Middelburgse ambtenaren- en winkelstand
zoontjes en het was altijd een goed moment, wanneer
er bij den aanvang van een nieuwen cursus identiteiten
gekatechiseerd werden en je de kleurloze rij antwoor
den op de vraag naar het land van herkomst kon
doorbreken met een nogal nadrukkelijk „Vlissingen
meneer". Neen, die plaatselijke meerderheids-benepen-
heden werkten bij mij precies averechts. Al vroeg con
stateerde ik, dat ik nooit echt hóórde waar ik hoorde;
ik voelde me nergens helemaal thuis óók overal
niet a.j.b.w.i.b. en dat is wel levenslang zo ge
bleven, die trek van weg te moeten, gecombineerd met
dat mede al even vroeg ontdekte feit, dat ik altijd
aan de verliezende kant zat. Was ik enthousiast voor
de Transvaalse boeren, dan kon je er duvel op zeggen,
dat ze hun oorlog gingen verliezen. Was ik gebeten op
Abraham Kuiper, dan kwam er prompt een rechts
ministerie. Zo is dat altijd gegaan, tot op den huidigen
dag ik ben er een beetje moe van geworden.
Laten we daarom maar niet verder kissebissen en op
bouwend gaan werken, zoals dat tegenwoordig heet;
er is nog wel wat gemeenschappelijks om samen aan
te tinkeren. Is daar b.v. niet onze winkel, waar je zo
dringend heen getrokken werd vanwege de hogere lite
ratuur? Ik heb altijd gedacht, dat het om de nougat-
brokken was, die je zo erg lustte, maar zie nu wel in,
dat zulks een misverstand is geweest. Of wat denk je
van ons Domburgse Badpaviljoen, waar jij binnen
hoorde en ik buiten? Waar ik 's avonds op het achter
stoepje zat als daar „de meisjes van Bekker" speelden,
die „zo lekker" waren. Het Domburgse Paviljoen,
waar ik, zelfs toen ik al in Amsterdam voor mijn
doctoraal studeerde, nog van den Heer Elout de bood
schap mocht ontvangen, dat ik daar niet hoorde. Hoe
wel ik toen toch in gezelschap was van een paar pa-
viljoenfahig rijke en heus wel beschaafde Joodse vrien
den. Jammer dat we elkaar toen nog niet kenden! En
wat zou je zeggen van onze Stoomtram Walcheren,
dat merkwaardig onhandige trammetje, dat nu al zo
volkomen legendair geworden is, dat ik de oude spoor
lijn maar zéér broksgewijs nog terugvinden kan, ter
wijl het voor ons toch zo hinderlijk reëel zijn kon?
Dat raar eigenwijze trammetje, dat ons toch in zo
velerlei opzicht tot leerschool des levens heeft ge
strekt, vele, vele uren lang. Uren van opstandige ver
veling, van amoureuze rozigheid, van blinde boeren-
haat, van woordjes leren en sommen overschrijven en
dat dan plotseling onderbroken soms door de gekste
incidenten! Weetjenog? Dat lamme trammetje, dat ons
generatie na generatie opslokte 's ochtends miserabel
vroeg, summier ontbeten, nauwelijks gekleed en gewas
sen, en dat dan tóch nog kans zag om je een kwartier
te laat op school af te leveren. Dat je 's avonds even
onverschillig laat weer aan je dorp, je huis, je school
werk verkoos terug te geven, dat nukkige trammetje,
dat iedereen, wien het bedienen moest, met de linker
hand hanteerde de dorpen, die het aandeed, liet het
verre ter zijde liggen -„lópen zullen je!" was blijk
baar zijn hooghartig devies zelfs zijn aandeelhou
ders zagen, als ik me niet vergis, jaren en jaren geen
kriezeltje dividend. Neen, service had het alleen voor
de bieten. Als die hoogtij vierden, kon je makkelijk
nog een kwartier later dan een kwartier te laat aan
komen. Plezier? Natuurlijk hebben we er veel plezier
Deze afkorting behoeft sinds Ollie Bommel toch wel geen
verklaring meer?
2