Mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Karakteristiek van de Zeeuwse landbouw Korte samenvatting van de voor dracht door dr. ir. C. W. C. van Beekom, gehouden voor het Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen, op 11 december te Mid delburg en op 12 december te Zierikzee. Naar zijn aard akkerbouwer, ex ploiteert de Zeeuwse boer alleen grasland, waar de bodemomstan digheden gebruik als bouwland niet toelaten. Deze mentaliteit in aanmerking genomen, is het be grijpelijk, dat dit grasland aan vankelijk stiefmoederlijk werd be handeld. Veel is hier verbeterd door herverkaveling van grote de len van de provincie. Over de ge hele provincie ligt de gemiddelde melkgift op 4200 kg bij 3,8 %vet. Voor de gecontroleerde dieren lig gen deze cijfers nog iets hoger: 4603 kg bij 3,89 vet. De K.I. be treft 60 van de veestapel. Het intensieve bouwplan leidde in het verleden tot een flinke landarbeidersstand, die met 2 per jaar sinds 1945 terugloopt, zo dat hij thans met 1/3 is vermin derd. Deze landarbeidersstand gaf mede het aanzien aan veel klein bedrijf. Even meer dan de helft van de bedrijven op de Zeeuwse eilanden is kleiner dan 10 ha, waardoor de opvatting van velen, dat Zeeland een provincie is met groot akkerbouwbedrijf, wordt ge logenstraft. Wat de talrijke kleine bedrijfjes vooral op de eilanden betreft, ken merken deze zich door arbeids intensieve vollegronds (tuinbouw) teelten, terwijl zij in versneld tem po op staand glas overgaan; een ontwikkeling, die vooral op Tho- len, gestimuleerd door de streek- verbetering, spectaculair is. Het behoeft geen nader betoog, dat bij deze omschakeling de bijzondere zorg van de Rijksland- en tuin- bouwvoorlichtingsdienst onont beerlijk is. De ontwikkeling van de tuin bouw en met name de teelt van groot fruit, vooral op de akker bouwbedrijven, is betrekkelijk van recente datum. De stoot hiertoe gaf de heer ir. A. W. van de Plassche, die de moderne Amerikaanse fruit teelt in de Verenigde Staten in 1931 bestudeerde en naar Zeeland overbracht. De Zeeuwse fruitteelt is bijgevolg jong en kent geen door de traditie gebonden belemmerin gen. De hoogstam ziet men slechts sporadisch en dan nog vaak in de hofweide bij de boerderij. Van de kleinfruitteelt heeft zich vooral de kleine boer meester gemaakt (Ka- pelle). De Zeeuwse fruitteelt heeft aanleiding gegeven tot een bloei end veilingwezen, met als enkele voorbeelden de ultra-moderne vei ling Goes met een omzet van 10 miljoen per jaar en de veiling Kapelle met een omzet van een dergelijke orde van grootte. Dat de grootfruitteelt, wat be treft plantsysteem, verzorging, oogst en bewaartechniek up to date is, behoeft geen nader betoog. De Zeeuwse boer en tuinder zijn in hun bedrijfsvoering vooruitstre vend, al zijn er nuances. De me chanisatie is ver voortgeschreden. Maaidorser met graantank, zelf lossende wagen, drooginstallatie en silo vormen, om een voorbeeld te noemen, een gesloten arbeidsketen. Alleen in maaidorsers werd al 20 miljoen geïnvesteerd. Met de aardappeloogst gaat het dezelfde kant op als hier bij de graanoogst gememoreerd. Waar een Zeeuws akkerbouwbedrijf van ca. 40 ha tot kort na de oorlog met 6 a 7 arbeidskrachten werkte, doet de boer dit thans met 1 a 2 man, bij een ongeveer zelfde intensiteit van het bouwplan. De spanning tussen lonen en prij zen, die kenmerkend is voor de naoorlogse situatie, leidt even zeer in de landbouw als in de industrie tot het gebruik van meer kapitaal. Bij een afnemend aantal arbeiders op de bedrijven dus sterke mechanisatie. Deze mecha nisatie, anders gesteld, deze toe voeging van kapitaal per werk kracht, heeft reeds geleid en leidt nog tot een spectaculaire produk- tiviteitsverhoging per man, waar voor de boerenstand naar de me ning van dr. Van Beekom, niet de erkenning krijgt, die hij verdient. Dit wordt geïllustreerd door de stijging van het indexcijfer van de produktiekosten van 100 tot 151 over de laatste 10 jaren de fac tor arbeid hieruit zelfs van 100 tot 196 bij nagenoeg gelijkblijvende produktenprijzen over dezelfde pe riode. Deze gang van zaken leidt tot in vesteringsmoeilijkheden en maakt een doeltreffende begeleiding door de Voorlichting er bepaald niet eenvoudiger op. Doordat naast de grond de pro- duktiefactoren arbeid en kapitaal zoveel meer inhoud verkregen heb ben, worden aan de ondernemers functie van de boer veel hogere eisen gesteld. De huidige voor lichting concentreert zich dan ook veel meer op de boer als onder nemer dan als producent, hoewel natuurlijk dit laatste niet uit het oog wordt verloren. In het kader van deze toenemen de betekenis van de ondernemers functie stimuleert de Voorlichting in het algemeen het bedrijfsecono misch denken door het maken van bedrijfsbegrotingen, het bevorde ren van deelname aan al dan niet gesubsidieerde bedrijfseconomische boekhoudingen in en buiten streekverbeteringen en het mede interpreteren van de daarmede verkregen resultaten in het licht van de bedrijfsorganisatie en de bedrijfsvoering, het instellen van arbeidsvoorlichtingskernen en het doelbewust begeleiden van daaruit voortvloeiende samenwerkingsvor men (Tholen) en het inrichten van proef- en demonstratiebedrijven, waarbij bedrijfsorganisatie en be drijfsvoering centraal gesteld wor den. De voorlichting aan land- en tuin- arbeiders beoogt de medewerkers van boer en tuinder, die zich in snel tempo tot vakspecialisten ontwikkelen, waaraan het gebruik en onderhoud van het kostbare machinepark goeddeels wordt toe vertrouwd, in technisch opzicht bij te staan voor een goede vervulling van hun taak. Ten slotte dient nog vermeld te worden, dat de voorlichting van overheid en die van het georgani seerd bedrijfsleven elkaar de bal toewerpen, waar dit de mentale beïnvloeding van de plattelands bevolking betreft. De agrarisch- sociale voorlichting doet dit in groepsverband onder meer wan neer het er om gaat duidelijk te stellen, dat het opnemen van vreemd geld onder de gegeven om standigheden van een sterke kapi taalsintensivering volkomen ge rechtvaardigd is. Dr. ir. C. W. C. van Beekom werd op 7 oktober 1913 te Arnhem ge boren. Na het verkrijgen van het diploma h.b.s. B, studeerde hij aan de Landbouwhogeschool te Wage- ningen, waar hij in 1938 het di ploma van Landbouwkundig in genieur verwierf. In 1949 promo veerde hij tot doctor in de land bouwwetenschappen op een proef schrift getiteld: ,,De invloed van onderzoek op de ontwikkeling van de teelt van uien en sjalotten." Van 1938-1943 was dr. Van Bee kom als landbouwkundige verbon den aan de Stichting Nederlandse Uienfederatie, daarna werd hij Rijkslandbouwconsulent voor Noord-Zeeland en Goeree Over- flakkee te Middelharnis. In 1947 volgde zijn benoeming tot Rijkslandbouwconsulent voor 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 34