De machine infernale de Zeeuwse eilanden te Goes en sinds 1 februari 1963 is hij hoofd ingenieur-directeur voor de Rijks landbouwvoorlichting van de pro vinciale directie Zeeland. De historische studiekring Tijdens de op 7 januari 1964 ge houden bijeenkomst, zette ir. E. Niemeyer uiteen, hoe zowel tech nische als economische factoren de aanleiding zijn voor het ontwerpen van schepen met steeds groter draagvermogen: men gaat tegen woordig al tot een waterverplaat sing van 150.000 ton. Voor de N.V. Koninklijke Maatschappij „De Schelde" was het dus een levens belang de beschikking te krijgen over langere hellingen en meer ruimte voor reparatie. De keuze voor de vestiging van de nieuwe uitbreiding van „De Schel de" viel op de zuidzijde van het oude vaarwater het Sloe. Aan de hand van historisch materiaal en waterstaatkundige gegevens, kan worden aangetoond, dat het water langs de Kaloot en het Sloe con stant op behoorlijke diepte blijft. Geologisch onderzoek heeft uitge wezen, dat de door Polderdijk op het einde van de vorige eeuw ge maakte kaart, ook wat de oude stroomgeulen betreft, in hoge mate betrouwbaar is. De onderzoekingen hebben duidelijk gemaakt, dat zo wel uit waterstaatkundig oogpunt als uit economische motieven, het Sloebekken tot een haven- en in dustriegebied van grote betekenis kan uitgroeien. Het zou hiermee aansluiten op een historische tra ditie: immers rondom het Wester- scheldebekken hebben zich in het verleden reeds vele belangrijke handelscentra kunnen ontwikke len, alle gelegen in de driehoek MiddelburgBruggeAntwerpen. Op 7 februari 1810, zo lezen we in het Dagboek van mr. J. H. Scho- rer, („Archief 1963" blz. 84,) deed Schorer aan het Zeeuwsch Genoot schap present een machine infer nale, „bij toeval gekogt". Deze op merking in het Dagboek wordt be vestigd op blz. 266 van het „regis ter op de notulen": Toespraak, staat hier, met een verwijzing naar blz. 2241 van het notulenboek, van de heer directeur J. H. Schorer, bij de aanbieding der machine in fernale. 7 van Sprokkelmaand, 1810. Het notulenboek zelf over deze periode is helaas verloren gegaan. In de „Catalogus van Oud- en zeldzaamheden" in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen", opgenomen in het „Verslag van het verhandelde in de Algemeene vergadering ter viering van het Eeuwfeest van het Z.G. der Wetenschappen", vinden we op blz. 12, onder no. 54 ge noemd: „Vuurslot eener machine infernale, door de Engelsen bij het verlaten van Vlissingen in 1809 achtergelaten en in de koopmans haven aldaar ontdekt, tijdig ge noeg om eene ontploffing voor te komen. Dit slot was vastgeschroefd aan een koperen vat in den vorm eener bakenton, dat 250 Ned pon den buskruid gevatte en met het bovenste oppervlak genoegzaam gelijk met het water dreef. Ver meld in Van Hoek, Landing der Engelsen in Zeeland, blz. 175. Ge schenk van den directeur mr. J. H. Schorer, not. 7 febr. 1810." Van Hoek vertelt ons t.a.p. nadere bijzonderheden: in de eerste plaats werd de „catarama" niet door de Engelsen achtergelaten bij het ver laten van Vlissingen, volgens hem, doch bij de verovering van Vlis singen in augustus 1809 door een smokkelaar, Johnson, heimelijk zwemmende naar de wal gebracht en vastgemaakt bij de Boom van de Wester- of Koopmanshaven. Waarschijnlijk was het kruit voch tig geworden. De mijn kon ten minste door een Frans soldaat met een bootje worden opgevist en aan wal gebracht, zonder tot ontplof fing te zijn gekomen. Uit de volledige technische be schrijving van Van Hoek blijkt, dat de „machine infernale" be stond uit een vat met 500 pond buskruit, waarop aangebracht was een waterdicht gesloten koperen huls, bevattende het aan een uur werk gekoppelde ontstekingsme chanisme. Momenteel bevindt zich dit vuurslot, krachtens een bruik leenovereenkomst in het Stedelijk Museum te Vlissingen. C. M. Contributie Ter bepaling van het over het jaar 1964 verschuldigde contributiebe drag, delen wij de leden, onder verwijzing naar onze circulaire van 28 november 1963 in twee ca tegorieën in: A. leden, die in 1963 een zelfstan dig abonnement bezaten op het Zeeuws Tijdschrift, B. leden, die in 1963 geen zelfstan dig abonnee waren op het Zeeuws Tijdschrift, ongeacht, of ze toch het Zeeuws Tijdschrift thuis gestuurd kregen krachtens de overeenkomst van het Zeeuws Genootschap met de Stichting Zeeuws Tijdschrift. Leden van categorie A, in Zeeland woonachtig, betalen in 1964 10, Leden van categorie B, in Zeeland woonachtig, betalen in 1964 15, Leden van cat. A, buiten Zeeland doch in Nederland wonende 5,— Leden van cat. B, buiten Zeeland doch in Nederland wonende 10, Leden van cat. A, buiten Nederland wonende Leden van cat. B, buiten Nederland wonende 5, De „Machine Infernale" van mr. J. H. Schorer, gefotografeerd in het Stedelijk Museum te Vlissingen. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 35