Viruly aan Van Schagen
Amice,
JE brief van november jl. gaf me alweer veel stof
tot denken, daar ontkwam ik niet aan. Hoe zou
het ook anders kunnen als een Domburgs verleden-
fetichist mij zó suggestief schrijft over mijn eigen
zij 't dan ook Westkappels verleden, als een andere
Symbolist komt aandragen met zulk een machtig Sym
bool van ook mijn jeugd als de Stoomtram Walcheren
Natuurlijk moest ik in gedachten oók weer instijgen,
's ochtends tegen achten van 't Westkappelse modde
rige perronnetje, tas met nog onafgemaakt huiswerk
onder de arm en uitkijkend naar Trans Elout, Jo van
Schagen en us den Turk, de andere drie intellectuelen,
die in de le klas op weg naar de H.B.S. waren. In
stijgen? Dat is een verkeerd woord want ik ben eigenlijk
nooit helemaal uitgestapt, evenmin als jij blijkbaar.
De dag met aderverkalking zal komen, waarop ik me
heel weinig meer zal kunnen herinneren van KLM-
vliegtuigen, Calcutta, Port Darwin, Montevideo
maar nog alles helderder dan ooit voor me zal zien
van die stoomtram, Boudewijnskerke, Zoutelande, Big-
gekerke. Dan zal bijvoorbeeld het Parijs, waar ik mis
schien 300 keer geweest ben, me minder goed voor de
geest staan dan iedere willekeurige inktvlek op de
Bosatlas van je zuster Jo.
Het spijt mij enigszins, zulke intieme gevoelens als die
betreffende onze Tram met je te delen; een West-
kappelaar wil niet teveel gemeen hebben met een Dom
burger. Er moet een grens blijven aan de broederschap
anders wordt de mensenwereld veel te weeïg. Ik ben
wel bereid om je vanuit mijn dorp een heel eind te
naderen, wel tot aan het IJzeren Torentje, en om je
dan vandaar met enige verstandhouding toe te wenken
naar het Ivoren op je huis, maar laat ons geen Grens
tussen ons verdoezelen, stel dat dat zou kunnen. Dat
zou maar tot leugenachtigheid leiden en je was in je
brief waarachtig al leugenachtig genoeg! Jij met je
moeheid over 't altijd aan de verliezende kant zijn!
Hoe durf je je trots daarop moeheid te noemen? Dacht
je, dat ik daar niet doorheen zag? Ik ken van dichtbij
té goed de gevoelens van hen, die bij groeiende con
flicten al lang vóór de anderen begrijpen, welke partij
ten slotte de zwakste zal blijken, die daar dan als van
zelfsprekend hun romantische hart aan verliezen
cm dan later te klagen, als hun verwachting gelijk
gekregen heeft! Ik ken dat soort van mokken zo goed
als jij hoewel we ten tijde van het beest Hitier
toch niettemin (en wat verwonderd) de overwinning
ten slotte naar ónze kant hebben zien schuiven. Maar
zulke uitzonderingen bevestigen de regel. En de regel
is, dat jij en ik, hoewel (goddank) voor eeuwig ge
scheiden door de grens tussen onze dorpen, beiden nog
lang rijkelijk zelfingenomen zullen blijven door alle
nederlagen, die we geleden hebben. Een mens weet
meestal al vroeg in het leven, dat hij principieel bij de
nederlaaglijders zal horen. Ben jij ook persoonlijk wel
eens geneigd geweest om je steun aan zekere fatsoen
lijke stromingen maar te onthouden uit vrees, dat ze
het in elk geval onvermijdelijk af zouden moeten gaan
leggen als je ook maar begon om je er voor te spannen?
Moe? Moet je eens bedenken, hoe moe je geworden zou
zijn als je bij het verkeerde soort van overwinnaars
aangesloten was geweest!
Maar om het dan te hebben over dat Symbool aller
Goede Dingen, die wij hebben bemind ondanks al ons
schelden daarop, en die het in de voorbije jaren af
gelegd hebben: de Stoomtram. In mijn boek „Vrouwen
nemen de Tijd" speelt die tram een grote rol, maar in
werkelijkheid was die nog veel groter. Hoeveel van
mijn tijd heeft die tram al genomen voordat ik nog
maar het geringste van vrouwen wist! Ja, hoevele
schijnbaar toch zo hevige liefdes van later jaren kan
ik nu niet eens meer van elkaar onderscheiden bij het
in herinnering terugstaren in de nevelwolken, welke
de Walcherse locomotieven langs mijn kijkramen blie
zen; hoe reëel zijn daarbij nu die wolken!
Ik zou nu, 45 jaren na dato, nog op elke dag van het
jaar naar Walcheren kunnen rijden, dan zo maar ergens
uit de auto stappen en door het veld lopen tot op een
plek, waar de tramrails moeten hebben gelegen, die zo
dwingend mijn eerste stuk levensweg hebben bepaald.
Ik ga dat echt eens doen, denk ik. Het zal daar dan
tussen de bieten of het koolzaad zo stil zijn als het
nu in Amsterdam nooit meer wordt. Dan wil ik daar
mijn oor op de grond te luisteren leggen, zo maar op
de vette Zeeuwse grond. Daar wil ik dan zo stil en
zo aandachtig liggen als Winnetou en Old Shatterhand
ooit in de prairies van mijn geliefkoosde litteratuur
anno 1919 gelegen hebben, ook met hun oor op de
grond en om te horen of de trein uit het Verre Westen
al kwam. Dan, Van Schagen, zal er een wonder ge
beuren wat zeg je daar? een wonder? welnee, hoe
kom je daar nu bij, dat valt me van een dichter tegen.
Er zal juist iets heel vanzelfsprekends gebeuren: ik zal
de Vuurwagen horen aankomen zo goed als Winnetou
hem gehoord heeft alhoewel ik toch bepaald al een
beetje dovig geworden ben. Ja, ik zal hem horen aan
komen en niet van tien mijl afstand zoals destijds de
scherpsthorende aller Indianen, maar van nog veel
verder, van 45 jaren ver en zulks ondanks het feit,
dat ik nu zelfs Winnetou's ijzeren staven en dwars
liggers zal moeten missen omdat die er nu eenmaal niet
meer zijn, en ik zelfs op een grond zal liggen, waar
over de Vuurwagen eigenlijk nooit gereden heeft omdat
over de ware Walcherse kluiten sindsdien maanden en
maanden lang de golven van de zee gespoeld hebben.
Maar toch zal ik hem duidelijk horen, onze Tram, zoals
ook jij hem zult kunnen horen wel tot op de dag,
waarop wij het Verre Westen dichter dan ooit ge
naderd zullen zijn. Ik zal de grond voelen schudden,
ik zal mijn hoofd opheffen en dan zal ik hem zien
4