ook, voorbijdaverend tussen de velden als in 1919, met wel dertig kilometer per uur en achter de raampjes van de eerste klas boven Franse woordjes, stereo en scheikunde de gebogen en geteisterde hoofden van Jo, Frans, Zus en mezelf. Dacht je, dat er alleen in de tweede klas geleden is? O neen! Ik heb om je zo klassebewuste boutade wel moeten lachen! Hoeveel jaren lagen er tussen jouw ritten en de mijne? denkelijk nog geen tien. Het treft mij als komisch, dat er in die tien jaren dan toch blijkbaar een sociale revolutie zelfs op Walcheren plaats heeft gevonden, waardoor het mogelijk werd, dat de zoon van jouw meneer Elout én jouw zuster Jo elkaar in de intimiteit van hetzelfde kostelijk stoomtrampluche bij benadering 500 uur per jaar woordjes enzovoorts gin gen overhoren. Sxte, Banke, Braute, Fauste, Früchte, Ganse, Kühe, Künste, Lüfte bijoux, cailloux, choux, genoux, hiboux, joujoux, poux ik wed, dat Frans en Jo ze vandaag beiden nóg kennen, net als ik, en dank zij onze tram. Oxford, Cambridge, Leiden en de Stoomtram Walcheren, die schieten mij het eerst te binnen als ik aan centra van wetenschap en cultuur denk. Je zegt mij, te snakken naar mijn aristocratische visie op het tramreizen; ik kan je geen ander beeld geven dan dat van onze culturele solida riteit tegenover het ons alle vier permanent bedreigen de Spook der Onvoldoendes. Heb je er totaal niet aan gedacht, dat onder de „serene stille gezichten achter het deurtje" ook dat van je eigen zuster was? Wel moet ik opmerken, dat ik dat gezicht minder vaak sereen en stil gezien heb dan vertrokken van 't inge houden proestlachen om deftige medepassagiers, of ook van smart hetzij door algebrasommen hetzij omdat ze alwéér al plukharend door een ruit van zeven gulden gevallen was. Mijn vader heeft mij in die jaren wel tweede klas willen doen reizen omdat hij, naar hij vaak zei, geld weggooien aan onnodige luxe het ergste kenmerk van burgermensen achtte, mijn moeder echter heeft mij, zo als jouw ouders blijkbaar je zuster, tegen zedeverru wing willen beschermen. Het is destijds nooit zo erg lot me doorgedrongen, maar ik begrijp nu uit je brief, dat de bescherming tegen zedeverval door een abonne ment in de eerste klas een verstandige daad geweest is. Daarbij moet ik bekennen, dat die brief me met terug werkende kracht wel een puber-nieuwsgierigheid naar de blijkbaar zo gemene taal van Annetje en Liesje heeft bijgebracht. Ik ben begonnen met het woord „ritornel" uit je brief in Van Dale op te zoeken maar dat heeft me niet veel wijzer gemaakt. Werd er waarlijk op ons Walcheren al in vieze woorden gedicht zó lang vóór de jonge literatoren van thans daarmee naam begon nen te maken? Die vinden jou vermoedelijk een geheel verouderd poëet maar ik denk nu, dat je je door een moderne uitgave van dat walcherlijk Annetje en Liesje met één klap in hun gunst zou kunnen dringen. Lokt je dat niet? In ieder geval is het aardig te bedenken, dat onze Stoomtram cultureel haar tijd toch in zo'n opzicht ook ver vooruit geweest is. Annetje en Liesje! Ik heb wel veel gelal vanachter het deurtje naar de tweede klas gehoord maar nooit een woord verstaan. En er zit achteraf toch ook iets verdrietigs in de ge dachte, dat ik, alleen maar door toen een schuifdeurtje te openen, al 45 jaar geleden een sleutel had kunnen vinden tot het oeuvre van de vieze schrijvers van heden; nu is het te laat geworden om nog te kunnen leren, hen lief te hebben. Had me maar niet auf- geklart! Wat ten slotte je Domburgse Badpaviljoen, dit bol werk der voornaamheid en hogere standen betreft; ik heb het niet van binnen gekend. Je kunt me dan op de hak nemen vanwege mijn door jou vanwege de dis cussie een tikkeltje opgedreven aristocratie, maar ik geloof niet, dat ik vaker in dat Paviljoen geweest ben dan jij. De telgen van de eerste Rotterdamse, ja Haag se, ja Middelburgse families mogen zich daarbinnen vermeid hebben, wij in Westkappel hebben hun voor keur én voor Domburg in 't algemeen én voor de fees ten tussen de keukenstoelen van dat établissement nim mer begrepen. Wanneer zij tussen die keukenstoelen foxtrotten, hebben wij over onze dijk van ons Grote Hoofd naar ons IJzeren Torentje lopen jutten, en dan weer terug, en dan weer heen, en dan weer terug. Zo waren wij. Veel natuurlijker. Veel beter. Maar denkelijk ben je bij mij voor een kijk op Stands kwesties aan het verkeerde adres en heb ik op dat gebied geen oordeelsbevoegdheid. Misschien heb ik mijzelf in dat opzicht al lang geleden gediskwalificeerd. Want jij moge dan in onze jonge jaren uit dat patri cisch paviljoen geweerd zijn, ik heb, erger, het mijne vrijwillig verlaten En ik zal evenmin als jij ver geten, hoe ik toen op mijn vingers getikt ben. Mijn Paviljoen heette eigenlijk Militaire Luchtvaartafdeling, waarin ik een jaar of vier als reserve-luitenant ge vlogen had, toen ik wilde overgaan naar de KLM. Dat was minder dan tien jaar na mijn laatste stoom tramritje. En daarover ben ik toen ernstig toegesproken door een kapitein-vlieger, die zich in het hoofd had gezet, dat men in Soesterberg voor de Koningin maar bij de KLM slechts voor geld vloog. Hij heeft mij ge wezen op het verkeerde van mijn besluit. Hij zei mij, dat een mens zichzelf niet declasseren mag. Hij zei mij, dat ik, hoewel jong officier, toch best bij gene raal Snijders te eten gevraagd zou kunnen worden, maar dat zo iets nooit meer zou kunnen gebeuren, wanneer ik naar een KLM gegaan zou zijn, waar men slechts voor geld werkte en waar oud-ónderofficieren zeker al spoedig jij en jou tegen me zouden gaan zeg gen. Ik ben tóch naar de KLM gegaan. Maar mag ik nu nog over standskwesties meepraten, zoals jij vraagt? De kapitein zou, zo hij nog leefde, dit ontkennen en ik denk: jouw meneer Elout ook. Ik kom binnenkort voor een paar dagen naar Dom burg. Dat wil zeggen: naar Westkappel, maar ik wil wel voor even over de grens naar je toe komen. Zullen wij dan eens samen speciaal naar dat Paviljoen gaan, dat symbool aller eertijdse sélectheid, om juist daarin over deze en verdere zaken tot meerdere klaarheid te komen? A. VIRULY 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 5