Si Zeeuws Tijdschrift
Landbouw en Recreatie
NUMMER 3 14e JAARGANG 1964
Drs. F. Schermer
Naar aanleiding van de nota van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij
Panta rhei, alles vloeit, alles verandert, Het is een oude waarheid en het is een boeiend verschijnsel te zien
hóe dat gebeurt. De relaties tussen de mensen, de posities van organisaties ten opzichte van elkaar, de normen
die over en weer gehuldigd worden, het zijn allemaal zaken die niet vaststaan, die veranderen, die voortdurend
om herziening vragen. Het is niet zonder meer te zeggen of alle verandering „goed" is, evenmin als het om
gekeerde direct vaststaat. In onze moderne westerse samenleving is dynamiek misschien wel eens te vlug als
alleen zaligmakend gezien, heeft men vaak te weinig oog voor de positieve werking van stilstand, van hetzelfde
blijven. Wij zullen moeten proberen om ondogmatisch de verandering om ons heen te waarderen, te taxeren,
om dan meestal tot de slotsom te komen, dat zich in alle verandering goed èn fout manifesteert, evenals in
alle stilstand.
Boer en vreemdeling
De nota „Landbouw en Recreatie", samengesteld door
een commissie van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij
en dit voorjaar verschenen, is als het ware een moment
opname. Een momentopname van de verhouding tussen
de landbouw en de recreatie gemaakt met een „groe
ne" camera. Een waardering, een positiebepaling ten
opzichte van de afbeelding kan pas steekhoudend zijn,
als we zien langs welke lijnen de relatie tussen de
agrarische- en de recreatiesector zich ontwikkelt.
We kunnen veilig stellen, dat die relatie in het verleden
niet zeer vriendelijk van aard is geweest. De boer, die
de kampeerders van zijn erf jaagt, de dorpeling die
wantrouwend, om niet te zeggen negatief, de toeristen
in zijn dorp bekijkt, het zijn niet de fabelfiguren, die
de vakantieganger, thuisgekomen, heeft gefantaseerd,
nee, het zijn zeer werkelijkheidsgetrouwe figuren uit
een periode, die hier en daar nog maar juist verleden
tijd is geworden.
Het profijt
Het is een merkwaardig fenomeen om nu uit de Z.L.M.-
nota een beeld te zien dat in bijna alle opzichten
volkomen het tegenovergestelde is van het hierboven
aangeduide. Geen afweerhouding meer van de land
bouw, nee, een positieve aanvaarding van de recreant,
ook van de recreant die anders is. Men moet de
verschillen niet overdrijven, wordt op blz. 10 gezegd
en instemmend wordt een Zeeuwse wethouder ge
citeerd, die gezegd zou hebben: „Als er moeilijkheden
zijn dan zijn het niet de toeristen, maar de eigen
mensen die de oorzaak zijn". Men wil de stroom
toeristen graag zo breed en zo diep mogelijk zien en
men wil er zoveel mogelijk van profiteren. Ik krijg
sterk de indruk, dat men de recreatie graag een zo
hoog mogelijk vlucht ziet nemen, opdat het profijt zo
groot mogelijk zal zijn. De eerste zin die in de nota
onderstreept is en ik vind het symptomatisch is
aan het eind van blz. 1 die over de totale bruto op
brengst van het toerisme in Zeeland. Tussen haakjes,
het is een misleidend cijfer omdat het netto inkomen
wellicht niet meer dan 20 van het bruto cijfer be
draagt. Men bedoelt, als men het heeft over het pro
fijtelijk toerisme toch in de eerste plaats het directe
financiële gevolg, niet zozeer de meer indirecte voor
delen als de verhoging van het voorzieningenniveau
van de dorpen of de hogere prijzen aan de veiling.
Het lijkt zeer aannemelijk dat deze beide voordelen
inderdaad aanwezig zijn, hoewel een precieze bewijs
voering niet te leveren is.
77