NARCISSUS - NARCIS I „Jongen, straks val je in de rivier!" Onder water is een roos en in de roos een andere rivier. „Kijk eens, die vogel! Kijk, een mooie, goudgele vogel!" Mijn ogen zijn gezonken diep in het water. „Mijn Godl Hij glijdt uit! Jongen!" En in de roos ben ik zelf. Toen hij in het water zonk begreep ik. Ik leg niet uit. II Narcis. Je geur. En de bodem van de rivier. Ik wil bij je blijven. Bloem der liefde. Narcis. Door je lichte ogen glijden golven en slapende vissen. Vogels en vlinders dansen lichtjes in de mijne. Je lijkt zo klein naast mij. Bloem der liefde. Narcis. De kikkers hoe vlug zijn ze verschuiven telkens even de spiegel waarin weerkaatst jouw extase en mijn extase. Narcis. Mijn verdriet. Mijn eigen verdriet. FEDERICO GARCIA LORCA 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 24