LANDBOUW EN RECREATIE
ir. M. A. Geuze
Alles verandert, zo vangt drs. Schermer in het vorige num
mer van dit tijdschrift zijn beschouwing over het rapport
van de Z.L.M.-commissie „Landbouw en Recreatie" aan. Hij
gewaagt van de noodzaak alle verandering ondogmatisch
te waarderen en van de gewoonlijke slotsom, dat in alle ver
andering goed en fout zich manifesteert, evenals in alle
stilstand. De nota ziet hij ten dele niet ten onrechte mijns
inziens als een momentopname. En hoewel verder het
artikel herhaaldelijk spreekt van de noodzaak van ver
andering en zelfs grootmoedig getuigt dat we het niemand
kwalijk kunnen nemen als hij het geld, dat in de toeristische
sector rolt, opraapt, is de teneur naar mijn lezing toch die
van „alle verandering is nog geen verbetering". Wat op
zichzelf juist moge zijn, maar daarmee is het „panta rhei",
het alles vloeit, ook op het Zeeuwse platteland en de daar
toe benodigde aanpassing niet uit de wereld.
De eindconclusie van drs. Schermer over de nota is
niet gunstig. Het bezwaar van de auteur is dat ze
de landbouw te weinig in het middelpunt zou
stellen, terwijl men tezeer het toerisme als remedie
voor allerlei kwalen heeft omarmd. Het lijkt me
een wat wonderlijk verwijt. Het bestuur van de
Zeeuwse Landbouw Mij. geeft een commissie op
dracht rapport uit te brengen over Landbouw en
Recreatie. Niemand zal ontkennen dat dit vraag
stuk de laatste jaren in Zeeland hevig actueel ge
worden is, zodat de studie op zichzelf zeker voor
de hand liggend geacht mag worden. Uiteraard zijn
er andere middelen die een rol (kunnen) spelen bij
ontwikkeling, eventueel sanering van de agrarische
bedrijfstakken, doch dit was nu juist in deze nota
niet aan de orde. Het ging om een gerichte studie
in één urgent vlak. Daargelaten dat er in het ver
band der betrokken maatschappij meer gestudeerd
en gerapporteerd wordt, valt moeilijk in te zien
dat het onderhavige onderwerp sec niet logischer
wijze aan de orde werd gesteld.
We worden de laatste jaren in steeds toenemende
mate overstroomd met bezoekers, landgenoten en
vreemdelingen, dagbezoek en overnachtingen. Ter
wijl men vroeger in het bijzonder de Noordzeekust
opzocht, is er nu geen waterkant meer te vinden
en Zeeland is 100% waterkant waar dit ver
schijnsel zich niet voordoet. Alle Zeeuwse inwoners
en het gehele platteland ook hebben evenzeer met
de uit een en ander voortvloeiende contacten te
maken gekregen. In het buitenland zie Zwitser
land en Oostenrijk heeft het toerisme al lange
tijd een nevenbron van inkomsten voor groepen
sterk aan risico onderhevige agrarische onder
neminkjes uitgemaakt, terwijl op de duur door
specialisatie daar vaak zelfs de rollen werden om
gekeerd. In Nederland is bijvoorbeeld Texel een
voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling. Dit is
ook de reden geweest dat de commissie zich daar
ter plaatse heeft georiënteerd, (blz. 23). De be
vindingen daar wijzen er op dat in het algemeen
een harmonisch evenwicht tussen de oorspronkelijk
dominerende factor, de landbouw, en de vervolgens
omhoogstrevende component, de recreatie, kan
groeien; terwijl ook het economisch potentieel te
zamen vooruit blijft gaan ten voordele van de ge
hele samenleving in het gebied.
Drs. Schermer ziet het zo, dat de nota vooral blijk
123