te ontvangen, moet er dus een tijdelijke berg plaats voor dit laatste zijn en deze nevendienst bewijzen dan de inlagen. Ook het vogelbedrijf in de plassen gaat geheel buiten de ware be doeling der inlagen om. De daarin liggende eilandjes, hillen genaamd, zullen vóór jaar en dag de duizenden zeevogels als welkome, en vooral veilige, broedplaatsen aangetrokken hebben. De inlagen worden verpacht aan boeren, die er een twee- of drieledig bedrijf uitoefenen: veeteelt, visserij (paling) en vogelarij. Voge- larij om de eieren, die een voor de consumptie gewild en veel gevraagd artikel vormen. Nu zijn ook de vogels, die op de hillen broeden, bij de wet beschermd, zodat de eieren niet geraapt mogen worden. Evenwel, geen regel zonder uitzondering. De wetgever heeft rekening gehouden met de aloude adat der Schouwenaren en zo kunnen de pachters der inlagen op aanvrage bij de commissaris der Koningin in de provincie vergunning be komen, om de eieren te rapen vanaf 1 april tot 15 juni. Na laatstgenoemde datum worden nog zóveel eieren gelegd, zóveel jonge vogels geboren, dat van afneming der vogelkolonies bij deze gang van zaken nog niets gebleken is. ZO zijn dus de wettelijke bepalingen er op gericht, dat de vogelkolonies op peil zullen blijven. Ook de pachter werkt in deze krachtig mee. Zou hij, op dadelijk gewin uit, na 15 juni blijven rapen, clandestien dus, dan zou hij, bij betrapping, niet alleen zijn consent voor het volgend jaar verbeuren, maar ook, door mogelijke verarming van zijn ko lonies, gevaar lopen ,,de kip met de gouden eieren te slachten". En daar denkt hij niet aan. Veeleer zal hij al enkele dagen vóór 15 juni met eierrapen ophouden. Want ook hij blijft streven naar veel en veel vogels, jaar op jaar. De eieren worden door de liefhebbers bij hem aan huis afgehaald. Ook verzendt hij ze in kistjes verpakt per post, b.v. naar Den Haag, Amsterdam, zelfs naar Antwerpen en Brussel. Let wel, ik beschrijf hier de toestand van de eerste decennia dezer eeuw. In het vroege voorjaar zien we de pachter bezig, met schop en spade de door de winter stormen gehavende oevers van zijn hillen te herstellen. „Als ik een voet grond meer heb, meneer, dan heb ik een vogel meer", voegde me de grootvader van de tegenwoordige pach ter toe. Voorgeslachten hebben tegen het ver vloeien der oevers zelfs eigener beweging een steenglooiing gelegd aan de zijde naar de heersende wind gekeerd. Bij de terugkomst der eerste vogels ze zijn alle trekvogels in het voorjaar boomt de pachter zijn schuit, volgeladen met zakken kortgesneden hooi of stro naar de broedplaat sen, om zijn vogels, die alle op de grond nestelen, materiaal voor hun nestbouw te be zorgen. Is in de broedtijd een bunzing, wezel of rat op de hil gekomen, dan heeft de man rust noch duur, loopt hij de buurt af om vallen en klemmen en laat niet af, vóór hij het ondier onschadelijk heeft gemaakt. Ook bij nacht, als ongewoon gekrijs der vogels de aanwezigheid van een eierstroper op de hil verraadt, moet hij er op uit. Op een van die juni-nachten, dat het nooit goed donker wordt, was zo'n stroper er in geslaagd, wadend de broedplaats te bereiken. Lukraak griste hij een mandvol eieren bij elkaar, bebroede en niet-bebroede, maar bij zijn terugkomst aan de dijk werd hij door de politie aangehouden. Men hoorde, zei men, de jonge vogels in de eieren piepen. Ziet ge, dat zijn lelijke dingen, niet alleen om het verloren gaan van die eieren en jonge vogels, maar om de voor de boer kwade kans, dat de gedupeerde vogels, in de donkere nacht zozeer in verwarring gebracht, de broedplaats verlaten, om er dat seizoen niet weer te ver schijnen. In de eerste jaren van deze eeuw hadden twee broers samen de Flauwersinlagen in pacht. In het eierenseizoen hielden ze elke nacht de wacht, voeren met een daartoe in gericht bootje in de plassen heen en weer. De een waakte tot 's nachts 12 uur. In het kleine roefje bij een klein lampje zette hij thee, ter wijl broer in een geïmproviseerd ledikant lag te slapen. Na middernacht werden de rollen omgekeerd. Deze wacht gold waarschijnlijk en passant ook wel de palingfuiken, die ook wel eens clandestien gelicht werden. Al deze maatregelen en nog meer zijn er op 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 18