wmsm berekend, om veel vogels te krijgen of ze te houden. De wetgever om ideële oogmerken, de vogelaar om, allereerst, financieel gewin, werken dus samen, om de rijke vogelkolonies in stand te houden, zo mogelijk uit te breiden. In meer bloemrijke taal uitgedrukt zou men kunnen zeggen: „Wetgever en vogelaar reiken in deze elkaar de hand". De vogels dan, die de broedplaatsen be volken, behoren alle tot de grote groep der meeuwvogels, die weer onderverdeeld wordt in meeuwen en sterns, oppervlakkig be schouwd vogels met wit verenkleed, doch min of meer met een licht blauwgrijs overtogen en met zwarte kop of schedelkap. In de kleur van snavel en poten is genoegzaam variatie. De kokmeeuw, talrijk op de hillen, zou men, wat zijn grootte betreft, kunnen vergelijken met de hout- of woudduif. De kokmeeuw heeft in het zomerkleed de kop vaal-zwart en snavel en poten rood. In het winterhalfjaar is die kop weer wit, het zij, dat de zwarte veertjes uitvallen en door witte worden ver vangen, het zij dat de zwarte kleurstof uit de kopveertjes wegtrekt. Onze kokmeeuwen zijn trekvogels, verblijven 's winters in Zuid- Europa. De kokmeeuwen, die men 's winters hier ziet, alle met witte kop, zijn trekkers uit noordelijker streken. Op een mooie morgen in het voorjaar ziet men opeens een vlucht kok meeuwen met zwarte koppen verschijnen. Die zijn dan kersvers uit het zuiden gearriveerd en vallen dan wel op bij de winterse wit koppen. De enkele meeuw, wat groter dan de kokmeeuw, met altijd witte kop, geelgroene snavel en poten, die wel als enkeling in de inlagen broedt, is de stormmeeuw of kleine zeemeeuw. Als wintergast talrijk, is hij het vooral, die met de winterse kokmeeuwen in troepen achter de ploeger aangaat. DE sterns zijn kleiner en vooral slanker en ranker dan de kokmeeuw. Ze hebben een zwarte schedelkap. Naar hun slanke bouw, ranke wieken en de gevorkte zwaluwstaart worden ze ook zeezwaluwen genoemd. Ze komen in drie soorten als broed- vogels in de inlagen voor: de grote stern, met zwarte poten en snavel, de laatste met Extasehouding van de grote stern. Paar grote sterns in extasehouding bij jong. MM -a Kist op de broedplaats van waaruit de vogels werden gefotografeerd. geelgroene punt, het visdiefje of kleine stern, met rode pootjes en rode snavel met zwarte punt. Is de hele snavel rood, dan heeft men te doen met een z.g. dubbelganger van het vis diefje, de Noordse stern, die, minder talrijk, sinds 1898 in ons land zou broeden. Mogelijk echter is hij in dat jaar pas, door zijn ge lijkenis op het visdiefje, als afzonderlijke soort geïdentificeerd. Zijn zuidelijkste broedplaats in Europa zou Schouwen zijn. Niet in de in lagen, maar in de duinen van Schouwen en op 131

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 19