Rondom de hervorming in Zeeland A. de Smit Afgezien van de latere inpolderingen zag Zeeland er in de zestiende eeuw heel anders uit dan tegen woordig. Door de overstromingen van het oostelijk deel van Zuid-Beveland is de toenmalige oostgrens wat naar het westen verschoven, zodat een klein gedeelte van oud-Zeeland bij Noord-Brabant gekomen is. De grootste verschillen treden evenwel in het noorden en in het zuiden aan de dag. Dat de Westerschelde toen de zuidgrens vormde is vrij algemeen bekend. De noordgrens moeten wij in die tijd niet zoeken bij de Grevelingen, maar in de omgeving van het Haringvliet, zodat het tegenwoor dige Goeree-Overflakkee toen onder Zeeland ressor teerde. Dit Zeeland dan, in de besproken periode door enorme watervloeden geteisterd, werd door de Ooster- schelde verdeeld in beoosten- en bewestenschelde. De wederdopers De wederdopers, oorspronkelijk als een afscheiding van de Zwinglianen ontstaan, ontplooiden zich in korte tijd ook in ons land als een gevaarlijke secte, verafschuwd door katholieken, luthersen en calvinisten. In Zeeland zijn ze alom zeer actief geweest. Ze zullen er een aantal jaren veel meer aanhangers geteld hebben dan luthersen en calvinisten samen. De eerste wederdopers, die we hier met zekerheid kunnen aanwijzen, zijn Pieter Rombouts, zijn vrouw en Aechte Jansdr., welk drietal in 1534 uit Arnemuiden gevlucht is en zich bij een rondzwervende troep zal hebben aangesloten. Spoedig daarna werden meestal tevergeefs wederdopers of anabaptisten gezocht te Middelburg, Veere, Gapinge en andere plaatsen. Uit Middelburg vluchtten de goud smid Jan Mathysz, Blauwaert en zijn vriend Cornelis Polderman. Deze laatste sloot zich bij de Munstersen aan en concurreerde in wedijver met de beruchte Jan Mathysz. uit Haarlem. Polderman heeft o.m. in Straats burg aangedrongen op de vrijlating van Melchior Hof man. Hoewel deze secte eigenlijk slechts tot 1535 bestaan heeft, wordt in de officiële akten nog tientallen jaren later gesproken over wederdopers. Het zullen dan doopsgezinden geweest zijn die ook wel eens men nonieten (naar Menno Simons) of gewoon „van den doop" genoemd worden. Tientallen van hen zijn in Zeeland ter dood gebracht. Zo in 1558 te Middelburg drie op één dag. Vooral in die stad hadden ze veel aanhangers, zodat er meermalen oproer dreigde. Dat de openbare verhoren 's morgens tussen 7 en 8 uur plaatsvonden, zal voor die tijd wel normaal geweest zijn, doch dat men verdachten 's avonds om 10 uur bij Nicolaas de Castro, de bisschop van Middelburg, liet komen is wel een bewijs dat men bang was. Een paar maal is het voorgekomen, dat men veroordeelden niet op de markt durfde terechtstellen: de executie vond 's nachts omstreeks twee uur in de gevangenis plaats. De laatste doopsgezinden die hier hun leven lieten, waren, voor zover ons bekend, Matheeux Maurisz. en zijn vrouw, die buiten de Langevielepoort woonden en 13 maart 1572 verbrand zijn. Luthersen Reeds in 1524 wordt een aanhanger van Luther, een augustijner monnik, in burgerkleren gevangen geno men en naar Leuven overgebracht. Drie jaar later werd de uit Delft afkomstige glazenier Lambrecht Cornelisz. omdat hij Lutherse ideeën te Middelburg propageerde eerst buiten de Noorddam poort gegeseld en daarna voor tien jaar uit Holland, Zeeland en West-Friesland verbannen. De enige op Noord-Beveland „besmet met lutherye' is Cornelis Piersz. te Emelisse die in 1530 gevlucht is Daar het gehele eiland vanaf 1532 gedurende zesen zestig jaar onder water gestaan heeft, is het begrij pelijk dat we hier verder niets over ketters lezen, zoals het ook vanzelfsprekend is, dat er zich in de zeven tiende eeuw alleen gereformeerden konden vestigen. Uit de examinatie van lijndraaier Jan Pietersz, alias poocxken, te Middelburg in 1535 verricht, blijkt dat er toen op Walcheren reeds huisgodsdienstoefeningen waren. In de uitspraak wordt hem, lutheraan, evenwel ten laste gelegd dat hij anabaptisten had geherbergd. Vanwege zijn „simpelheyt" werd hij voor vijftig jaar en één dag uit Holland, Zeeland en West-Friesland verbannen terwijl zijn vrouw 25 oktober op de markt onthoofd is. In die tijd worden er heel wat verboden boeken in beslag genomen en verbrand, terwijl de meeste eige naars verbannen en sommige gedood zijn. De gardiaan van de minderbroeders kreeg in 1542 twee stopen wijn thuisbezorgd omdat hij „diversche boucken gevisiteert hadde en bevant die seer quaet ende onbehoirlick". Calvinisten Het duurt tot 1566 voor we in de officiële stukken lezen over calvinisten, doch het is natuurlijk best mo gelijk dat er hier eerder geweest zijn die onder de een of andere algemene naam zijn schuilgegaan. In de zomer van genoemd jaar disputeren te 's-Heer Hen drikskinderen een „predicant mennonist ende eenen anderen calvinist". 9 oktober vindt een soortgelijke bijeenkomst plaats in een boomgaard buiten de Dam poort te Middelburg. Kort daarna is de eerstbekende calvinistische predikatie gehouden te Koudekerke. Pas na het beeldenstormjaar begint de benaming calvinist in de officiële beschuldigingen wat veelvuldiger voor te komen. Vluchtelingen Behalve de welhaast ontelbare gevangenen om het geloof en de vele meest naamloze vluchtelingen uit de beginjaren der reformatie zijn sedert de komst van 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 26