stuurd, d.i. gehandeld en beslist moet worden, richting
gevend en plaatsbepalend. Of in de woorden van de
grenswijzigingsvoorstellen: maximale bestuurskracht
ontwikkeld moet worden, waaronder Groenman b.v.
verstaat: „het vermogen om doeltreffend, deskundig,
niet met lapmiddelen en dus eventueel ook met groot
allure de problemen in het lokale vlak op te lossen."
Dit lokale vlak waarvan de definitie van Groenman
spreekt, zien wij uitgestrekt over geheel Zuid- en
Noord-Beveland, waar primair een industrie-bevorde
rend en secundair een recreatie-ordenend beleid ge
voerd moet worden. De bestaansbron landbouw heeft
weinig aanrakingsvlakken met het lokale bestuur en
levert in dit opzicht geen problemen op. Tot nu toe
heeft men in deze sector de zaken in eigen of gezamen
lijke hand (coöperatie) opgelost.
Wennen wij ons even aan het denkbeeld van de stad
Zuid- en Noord-Beveland, dan staan wij oog in oog
met een bestuurseenheid van 70.000 zielen, naar
hedendaagse begrippen een gemeente van formaat.
In het perspectief dat zich ontrolt zien wij:
een dagelijks bestuur van 5 adequaat bezoldigde
regenten, gespecialiseerd naar de taken, die er
in de locus liggen;
een administratief en ambtelijk apparaat dat
hoog gekwalificeerde diensten kan verrichten
ter ondersteuning van het beleid,
In de gemeentelijke organisatie ontmoeten wij een:
gemeentelijke geneeskundige dienst met school
artsen en tandartsen;
een beroepsbrandweer gesecundeerd door vrij
willige korpsen;
een stedelijke dienst voor het toerisme met een
actieve taak op het terrein van de recreatie-
bevordering;
een sociografisch-stedebouwkundig bureau voor
de uiterlijke vormgeving van de gemeentelijke
samenleving.
In het beleidsvlak liggen er mogelijkheden voor:
kerngemeente zijn van het Zuid-Sloegebied:
doelgerichte industrialisering;
ratiobouw in bepaalde woonkernen geconcen
treerd met als keerzijde sanering van te kleine
dorpen;
een ontwikkeling van Goes als commercieel en
cultureel centrum;
op langere termijn misschien incorporatie van
de waterschappen.
Bestuurlijk treden er verschuivingen op:
een robuust tegenspeler van het provinciaal be
stuur;
een gelijkwaardige partner ten opzichte van de
Walcherse agglomeratie.
Het spreekt vanzelf dat deze conceptie niet van de ene
dag op de andere tot stand is te brengen, maar naar
onze overtuiging ligt zij binnen het bereik met de
tegenwoordige middelen. Zelden zal er ook zo'n
geschikt geografisch-pla.nolog.isch geheel zijn. Boven
dien is een gemeente van deze omvang geen novum.
De nog jonge gemeente de Noordoostelijke Polder
omvat een groter gebied, de gemeente Apeldoorn is
ongeveer even groot en telt het dynamische Emmen
geen 25 dorpen?
Voor de kop van Overijssel is een herindelingsplan
aanhangig om de kern Steenwijk met een kring van
kleinere gemeenten te verenigen. Bij de bestuurs-
deskundigen beluisteren wij geluiden die in dezelfde
richting wijzen. Op de academische dag van de vier
noordelijke provinciën in 1961 pleitte professor Kleijn,
de Rotterdamse hoogleraar in de bestuurskunde, voor
een reducering van het aantal lokale bestuurseenheden
in Nederl and tot 200. In 1963 waren diens denkbeelden
al geëvolueerd tot een aantal van circa 100 gemeenten.
Wie de hoge gedachtenvlucht van professor G. A. van
Poelje tracht te volgen waar hij de contouren tekent
van de „metropolitan area" moet tot de erkenning
komen dat het hedendaagse systeem van verandering
van gemeentegrenzen iets weg heeft van figuurzagen.
Weliswaar een edele vorm va.n knutselen, maar het
blijft de vraag of het een verantwoorde wijze van
bouwen aan de toekomst is. Bij dit alles moet de over
weging domineren dat ons economisch bestel en daarin
de ontwikkeling van de industrie noopt tot een aan
passing van de bestuurseenheden.
De welvaart van een streek kan afhankelijk zijn van de
wijze waarop de problemen op het lokale vlak worden
opgelost. De instelling van een industrieschap Zuid-
Beveland, zoals hier en daar gepropageerd, weerspie
gelt, dat het inzicht begint te rijpen. Alleen een
dergelijk orgaan zal een lapmiddel blijken te zijn,
want op de essentiële punten zal de identiciteit tussen
het lokale en het regionale belang ontkend worden.
Verlamming van de bestuurskracht is hiervan het ge
volg, De jongste geschiedenis kent hiervan voorbeelden
dicht bij huis.
Houd en wij de woorden van het kamerlid
Van Eek, waarmede dit artikel begon, voor
waarachtig en eigentijds, dan luidt de con
clusie, dat wij 80 jaar op het schema voor de
grenswijzigingen achter liggen.
Zou het nu niet mogelijk zijn om bij de ver
andering van de gemeentegrenzen op Zuid-
Beveland eens 20 jaar vooruit te zien?
Nog heden ten dage geldt vooruitzien als een
equivalent van regeren.
Literatuur en bronnen:
Dr. G. J. van der Top: „Samenvoeging van gemeenten";
Arnhem.
Prof. dr. Sj. Groenman e.a.: ,,De bestuurskracht der kleinere
gemeenten", Alphen aan den Rijn, 1961.
Mr. A. A. H. Struijcken: „De Gemeenten en haar gebied'', 1912.
G. A. van Poelje: „Snoer zonder einde", Alphen aan den Rijn,
1956.
Prof. dr. G. A. van Poelje: „Hedendaags gemeentewezen",
Alphen aan den Rijn, 1963.
Prof. mr. A. Kleijn: „Voldoet onze gemeentelijke indeling aan
de eisen van de tijd?", Tijdschrift Maatschappijbelangen, no
vember 1963.
Brief gedeputeerde staten van Zeeland aan de gemeenteraden
op Walcheren dd. 20' januari 1959.
Brief van gedeputeerde van Zeeland aan de gemeenteraden op
Zuid-Beveland dd. 28 februari 1964.
Provinciaal blad van Zeeland 1960, no. 11.
162