y*f.
sp
Afb. 1. Het Munnikenhof in 1659.
Schilderij door W. Schellinks, Zeeuws Museum te Middelburg.
gang geeft tot een voor de cour gelegen voor
hof, dat zich aan ons voordoet als een met
bomen beplant grasveld en waaraan een groot
duivenhuis is gebouwd. De afsluiting van deze
hof is een muur, waarin wij de hoofdpoort
ontdekken, die het jaartal 1629 draagt. Een
eenvoudige houten brug over de gracht die
het gehele buitengoed omringt, geeft toegang
tot de weg (tegenwoordig de Jacob Catsweg
geheten) welke uitkomt op de weg die van
Serooskerke naar Grijpskerke loopt.
Met de zo juist vermelde hof en voorhof
is de gehele aanleg van de plaats nog niet be
schreven. Rechts worden de compartimenten
van de hoven en van het huis zelf in volle
lengte geflankeerd door een rijk met bomen
beplante en wederom door berceaux om
ringde rechthoekige ruimte, links door het op
het schilderij ook nog met zijn bijgebouwen
zichtbare bouwhuis met bijbehorend terrein.
Een detail dat onze kennis van de platte
landsbouwkunst van de eerste helft van de
17e eeuw verrijkt vormt het inrijhek van de
boerenplaats. Wij zien dat zowel de houten
posten als de uit latten opgebouwde deuren en
vleugelstukken door een beschildering in
zwart en wit (kleuren die wel niet willekeurig
gekozen zullen zijn) gekenmerkt worden.
HET geheel biedt ons een waardevol beeld
van een rijke buitenplaats uit de eerste
helft van de 17e eeuw. De toegangs
poort, een smal bouwsel, van kantelen voor
zien, vertoont een type dat wij in die tijd
vaker tegenkomen. Men denke b.v. aan de in
het begin van de 17e eeuw gebouwde poorten
van Moermont en Haamstede en aan die van
Lammerenburg bij Vlissingen. De duidelijke
indruk die wij krijgen van de tuinaanleg in
compartimenten is ons des te welkomer, om
dat deze vroegere tuinmode op het laatst van
de 17e en in de 18e eeuw overal vervangen
is door een op Le Nötre geïnspireerde stijl,
met een grote middenas.
Maar laten wij ook eens op de personen
letten. Verschillende figuren in 17e eeuwse
kleding stofferen, tuin en weg, terwijl een
karos met rood dak en bespannen met zwarte
paarden voor de brug staat te wachten. Voor
het hek van de boerderij loopt de boerin, ge
tooid met een platte zonnehoed, zoals die tot
in de eerste helft van de 19e eeuw werd ge
dragen, een lichtgrijs jak, witte halsdoek en
lichtgrijze rok, waarover een blauw schort.
Zij draagt een juk waaraan twee melkemmers.
De boer is gekleed in een kostuum dat aan een
zondags zwart pak doet denken met witte
201