wij: „Niet verre van Grijpskerke legt het Munnikken-
hof. Een groot en heerlijk lusthuys hebbende een
mooyen toren en eertijds het vertrek van den Abt
en de Premonstreits-heeren van Middelburg 't welk
voor dezen in eigendom toebehoort heeft aan het ge-
slagt van Moucheron. Naderhand zijn er de heeren van
Roubergen eigenaars van geworden. Tegenwoordig
wordt het bezeten door den heer Jillis van Rijkegem,
Raadsheer van Middelburg".
De laatste abt van Middelburg was Nicolaas de
Castro, die in 1573 overleed. In 1575 wordt Middel
burg bevrijd van de Spanjaarden. De Catalogus van
de Zelandia Illustrata van 1866 tekent aan: „Bij
den verkoop der geestelijke goederen in 1576, werden
blijkens de vroeger vermelde rekening van Pieter van
der Baerse, de goederen van de Abdij, onder Grijps
kerke gelegen voor verreweg het grootste gedeelte ge
kocht door den admiraal Willem van Treslong van
Blois. Uit de omschrijving van de blokken door hem
gekocht, mag men opmaken dat daaronder zal be
grepen geweest zijn het Munnikenhof, ofschoon dit
niet met name genoemd wordt, wellicht was het huis
in den oorlog verwoest
Maar mr. Jacob Verheye van Citters geeft een ge
heel andere visie „Geen deze auteurs brengen bewijs
van hun verhaal, zij en mij is nergens iets voorgekomen,
waaruit hebbe kunnen opmaken dat de Abdij eenige
eigendom aan het Monnickenhov gehad heeft. Dezelve
heeft twee andere Buitenplaatsen, na de manier van die
tijd ingerigt gehad, namenlijk Westhoven voor de Abt
en Nieuwenhoven voor de Proost en verdere Abdij-
heeren zoals uit de oude overlopers consteerd. Na mijn
inzien is Monnickenhov alzo genoemt niet omdat het
door Monnicken (waarlijk geen eernaam voor Ca-
noniken of Abtdij Heeren) gebouwt of bewoont is ge
weest, maar omdat dit Huis, evenals nog twee andere
Monnickenhoven onder Gapinge en Oostcapelle ge
legen (volgen nog meer voorbeelden) is gebouwt
geworden op een Monnic Moniculus gelijk men de
opwassen in het water, die zig heuvelagtig opdeeden,
benoemden" 4).
Tot zover de belangrijkste vermeldingen
uit de literatuur. Er zijn meer topografische
boeken te noemen, maar in dit genre werken
pleegt men veelal andere schrijvers te citeren
en de zaken niet zelfstandig nieuw te onder
zoeken. Aan de geciteerde schrijvers valt
echter een archiefgegeven toe te voegen. Op
het Rijksarchief te Middelburg berust een
reeds eerder genoemde lijst waarin de eige
naren worden opgesomd. Hierin wordt als
eerst bekende bezitter de curé of pastoor van
Popkensburg genoemd. Na de reformatie
wordt genoemd als tweede Adriaan de Bom-
menee. In 1601 wordt Balthasar de Mouche
ron vermeld en als nummer 3 en vervolgens
mr. J. Cats.
Over de admiraal Blois van Treslong wordt
dus in het geheel niet gesproken.
WAT moet onze conclusie zijn? Ik ge
loof dat wij de opvatting, dat met
monnik een opwas in het water zou
zijn bedoeld, zonder bezwaar opzij kunnen
zetten. De langs vele wegen tot ons gekomen
overlevering strijdt hiermee. Zoals blijkt uit
de toelichting op kaart IX, pag. 181, van de
Geschiedkundige Atlas van Nederland,' s-Gra-
venhage 1920 (als bewijsplaats wordt ook een
geschiedenis van het Middelburgs Episcopaat
opgegevenwordt het bestaan van een uithof
van de abdij te Grijpskerke, „Monnikenhof"
geheten, bewezen geacht. Moerman in zijn
Nederlandse Plaatsnamen k) wijst op de vele
met monnik samengestelde namen 5). Een vol
gende conclusie is echter, dat de hof geen
eigendom is geweest van de abt, maar van de
pastoor van Popkensburg. Dit verklaart ons
ook waarom nog heden ten dage het Mun
nikenhof behoort tot het grondgebied van
Sint Laurens en niet van Grijpskerke. Ove
rigens stuiten wij hier op een merkwaardig
feit. Grijpskerke, hiërarchisch vallend onder
de hoofdkerk Oostcappel, was een van ouds
aan de Middelburgse abdij toebehorende pa
rochie. Daarentegen ressorteerde de parochie
Popkensburg (het latere Sint Laurensonder
de Noortmonster van Middelburg. De abdij
zou dus voor haar uithof gebruik hebben ge
maakt van een gebouw dat eigendom was van
een aan de Noortmonster toebehorende pa
rochie. Zolang ons niet meer gegevens bekend
zijn, zullen wij dit echter toch wel zo moeten
aannemen.
LATEN wij ons thans nog eens nader
bezig houden met de 17e en 18e eeuwse
bewoners van de plaats.
Als eerste daarvan kunnen wij noemen
Balthasar de Moucheron. Hij was een telg
van een uit Normandië afkomstige familie,
die om het geloof uitgeweken was en zich in
het noorden had gevestigd. Balthasar ging
4) Het Latijnse woord moniculus bestaat echter niet,
waarschijnlijk heeft hem het woord monticulus (bergje)
door het hoofd gespeeld.
5) Hij wijst daarbij ook op de invloed die de mon
niken op de ontginning gehad hebben en noemt in dit
verband o.a. de Munnikepolder te Krabbendijke.
203