Afb. 2. Het Munnikenhof in 1618. Gravure ter illustratie bij het gedicht „Hardersclachte" van Jacob Cats. zijden door een trapgevel geflankeerd zadel dak. Een hoofdingang is niet zichtbaar. De gevel aan de tuinzijde heeft boven de vijf kruiskozijnen, waarboven ontlastingsbogen, beneden zijn twee ramen zichtbaar en twee uitbouwtjes, waarvan het rechtse de gevel steen vertoont, welke ook op het hiervoor genoemde schilderij van W. Schellinks weer zichtbaar is geworden. De hoofdverdieping rust op een kelder. De smalle zijgevel laat ons nog enige bijzonderheden over de hori zontale geledingen zien; voorts zien we in deze gevel nog een viertal ramen: een kelder raam, een raam van de eerste verdieping, een zolder- en een vlieringraam. De linker trap gevel is voorzien van een kruis met een wind- vaantje. In het midden van het dak staat een brede schoorsteen. De wonderlijke uit bouw met schoorsteen aan de rechter trapgevel doet denken aan een oven, mogelijk een over blijfsel uit de tijd dat het Munnikenhof als buitenverblijf voor de Middelburgse geeste lijken zou hebben dienst gedaan. Achter het huis, waar de herder Daphnis is gezeten om zijn clachte uit te spreken, is een strook grond zichtbaar, omzoomd door een haag waar achter bomen staan. Het is niet duidelijk of reeds toen een gracht om het buitenverblijf was gegraven, wel wijst deze strook grond op de mogelijkheid tot uitbreiding. Aardig is de beplanting van de tuin met geschoren hegjes in de vorm van Franse lelies en cirkels, waar omheen grotere heggen en links een muur ter afsluiting. Op de achtergrond is een over dekte wandelgang, gestut door smalle zuiltjes zichtbaar (een overblijfsel van een klooster gang?), waarachter een gebouwtje oprijst met puntdak, waarschijnlijk een duivenhuis 7). Het is zeer merkwaardig, dat Smallegange, wiens passage over het Munnikenhof wij hier voor aanhaalden, geen melding maakt van de bewoning door Cats. Over Frederik van Roubergen, die na Cats eigenaar werd en over diens bemoeiingen met het huis hebben wij reeds uitvoerig gehandeld. Na Frederik wordt genoemd mr. Jan van Roubergen. 7) Er is nog een afbeelding van het Munnikenhof bekend door A. Rademaker (1675-1735) zie „Zeeland door de Eeuwen heen", deel I, t.o.p. 568, doch deze kan als geheel onbetrouwbaar buiten beschouwing worden gelaten. 205

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 17