juiste datum niet weten, in elk geval vóór 1866 zal hebben plaats gevonden. De mede deling van Craandijk dat er geen steen meer van het oude gebouw zou zijn te zien, lijkt echter enigszins overdreven. Het lijkt mij vreemd, dat in 1879 niets meer over zou zijn geweest van het gebouw. Wij moeten aannemen, dat men bij de sloop het achterste gedeelte van de linkerbouw heeft gespaard, tezamen met de traptoren. Voor dit gedeelte van het pand werd met breuk steen een gevel geplaatst. Een totale bepleiste ring heelde alle wonden en voorzag bovendien in de mogelijkheid enige nieuwmodische (neo gotische) bogen aan te brengen. Op deze wijze ontstond een soort jachthuis, dat niet veel meer bevat dan een ruime kamer op elke verdieping waarnaast de afgeknotte toren her innert aan een rijker verleden. In deze enigs zins droevige staat wordt het gebouw in 1923 geregistreerd in het Zeeuwse deel van de Voor lopige lijst der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. AT vertelt de tegenwoordige staat van het huis, bouwkundig bezien, over het verleden? Voordat wij definitief afscheid nemen van het Munnikenhof willen wij ons ten slotte deze vraag nog stellen. De heer H. Janse, werkzaam bij de Rijks dienst voor de Monumentenzorg, heeft het gebouw bekeken en hij komt in zijn rapport tot de volgende conclusies: Het oudste metselwerk bevindt zich rechts van de toegangsdeur. Het kan dateren uit het einde van de 14e eeuw en moet behoren tot het rechterdeel van het oude hof, zoals het op de plaat bij Cats te zien is. Links van dit smalle, rechthoekige deel is later een uitbreiding gebouwd, die tevens naar achteren doorliep. De bouw hiervan valt nog in de late middeleeuwen, tweede helft 15e of begin 16e eeuw. Alweer blijkens formaat en soort van de baksteen werden de diverse gedeelten van het nu L-vormige bouwwerk begin 17e eeuw ver hoogd en tevens voorzien van de in de hoek van de L gebouwde traptoren. Ten slotte volgde nog een verhoging van de traptoren tot uitzichttoren later in de 17e eeuw. Behalve de steensoort verraden inwendig enige sleutelstukken en uitwendig enige ge sneden gootconsoles de 17e eeuwse bouw. Ten slotte baseert de heer Janse deskundige op het gebied van de kapmerken zijn con clusies ook op de telmerken in de gebinten Na de gedeeltelijke afbraak van het Mun nikenhof werd het schilderij (uitgangspunt van ons verhaal), dat volgens De Stoppelaar steeds in de voorvloer 8) van het huis heeft gehangen, in bruikleen aan het Zeeuwsch Ge nootschap der Wetenschappen afgestaan. Dit geschiedde volgens het Verslag van het Zeeuwsch Genootschap v) tussen 1885 en 1893 door dr. A. van der Swalme, echtgenoot van Jacoba Suzanna Petronella Tak. Dit bruikleen is sedert bevestigd door me vrouw douairière jhr. P. J. Boogaert, geboren M. L. van der Swalme, die tevens eigenaresse van het Munnikenhof was. Het schilderij is thans eigendom van de heer J. A. Heyse te Middelburg, en zijn beide zusters. De huidige eigenaar van het Mun nikenhof is jhr. ir. H. L. Boogaert te Dom burg, aan wie ik mijn erkentelijkheid betuig voor zijn mededelingen betreffende de buiten plaats. Ten slotte wil ik hier dank brengen aan de heer H. Janse van de Rijksdienst voor de Mo numentenzorg, die mij de gegevens betreffende de bouwkundige details verstrekte. Bezitters van het Monnickenhov zedert A° 1528: 1. De Cure of Pastoor van Popkensburg. 2. Adriaan de Bommenee daarbij aankopende. 1601. Balthasar de Moucheron, daar het huis op staat 9). 3. Mr. J. Cats en heeft aangekocht. 4. Frederik van Roubergen, denkelijk is Zed. alsmede de Stigter geweest van De Boere hovstede. 5. Mr. Jan van Roubergen. 6. Gilles van Rijkegem Zed. Huisvrouw was Josina van Vrijberge. 7. Samuel van Rijkegem. 8. Johanna de Latre, Wed.e en Ervgenaame van laatstgenoemde Heer, verkoopt den 26 februarij 1725 het geheel aan 9. Mr. Willem Ferleman. Uit wiens nalatenschap het- 8) Het Zeeuwse woord voor voorhuis. 9) Abusievelijk in het handschrift geplaatst onder 1. 207

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 19