Oost-Vlaanderen en Gent
met het oog op de arbeidsmarkt vooral kleinere be
drijven zullen melden is het verschil in subsidiëring niet
bijzonder relevant. Alleen de dreigende beëindiging
in 1969 is onereus.
De totale balans is dus niet al te nadelig. De belang
rijkste nadelen zijn dat Goes achter staat bij Bergen
op Zoom en dat in 1969 de kernen van Schouwen-
Duiveland en Tholen wel zullen afvallen. Positief is de
herkansingsmogelijkheid van Goes, dat in gezelschap
verkeert van Harlingen, Winschoten, Stadskanaal en
Meppel, waarvoor het de moeite waard is te vechten.
Aanvankelijk was onze mening dat het regeringsbeleid
ernstig zou interfereren ten aanzien van het provinciale
ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat behoeft echter niet
het geval te zijn. Wij hopen in het eerste nummer van
de jaargang 1969 op deze zaak terug te komen.
M. C. V.
Boekbespreking
Er zijn in en over Zeeland de laatste jaren heel wat
speciale edities verschenen, die waren gewijd aan
verschijnselen en ontwikkelingen die de moeite waard
zijn. In België weet men over zo iets ook mee te pra
ten. Als men daar een propaganda-uitgave verzorgt
lijkt het alsof de fondsen onuitputtelijk zijn.
Het driemaandelijkse tijdschrift Journal des Voyages
heeft een speciaal nummer van 200 bladzijden ingericht
ten behoeve van de provincie Oost-Vlaanderen, en
wat voor een nummer. Schier geen pagina of zij is ge-
illustreerd en talloos zijn de prenten in kleurendruk.
Vele ook zijn de onderwerpen, de economie, de pla
nologie, de woningbouw, het toerisme, de bouwkunst,
de kastelen, de geschiedenis. Gent krijgt uitvoerige aan
dacht, zijn kunst en historie, begijnhoven, de St. Baafs,
de vele musea, de schilderkunst. Van alle boeiende
steden en gewesten is er een schets, van Lokeren, Sint
Niklaas, Rupelmonde, Wieze, Eekloo, Aalst, Ninove,
Geraardsbergen, Oudenaarde en Ronse. Een keur van
specialisten, waaronder de hoogleraren Paul de Keyser
en J. H. Pirenne, hebben medewerking verleend.
Oost-Vlaanderen heeft 1,3 miljoen inwoners. Met
250.000 zielen in de agglomeratie is Gent de derde
stad van België. De nijverheid in dit gewest is de derde
in betekenis in België. De textielindustrie is een van de
eerste industrieën op het continent waar 150 jaar ge
leden de industriële revolutie haar intrede deed.
Gent is de fiere" stad, geen gemeenplaats, want het
heeft zich koppig verzet tegen het eerste Christendom,
tegen de latere prinsen en de opperleenheren, zelfs
tegen de „inboorling" Karei V. In de middeleeuwen
was het de dichtstbevolkte stad benoorden de Alpen.
Wie Gent zegt denkt aan Artevelde en aan Van Eyck,
aan oude huizen met gesloten front als kleine ver
sterkte kastelen, aan het ruwe meesterstuk van het
Gravensteen. Maar ook aan de internationale jaarbeurs
der Vlaanderen, aan de Floraliën, aan het kanaal naar
Terneuzen en aan de E3.
Oost-Vlaanderen is een juweel van een provincie. De
brede poldervlakten, die de Zeeuwen zo bekend zijn,
lopen zachtjes op tot de heuvelrij in het zuiden, de
Vlaamse Ardennen, met 150 meter hoge „bergen". De
toeristische centra zijn reeds vermeld. Men vindt hen
in het boekwerk terug met briljant fotowerk, of het nu
de oude molen op de Scheldedijk bij Doel of de Gras-
lei in Gent is, waarvoor geen epitheta zijn te vinden.
De overgang van de toeristische objecten naar het
hoofdstuk „Schatten van burgerlijke en kerkelijke bouw
kunst" merkt de lezer nauwelijks op: het laat-gothische
stadhuis van Oudenaarde of het schepenhuis met bel
fort van Aalst. En dan de kastelen, Lovendegem, Ooi
donk, Wissekerke, Laarne (waarvan de keuken terecht
wordt vermeld in het hoofdstuk „Gastronomie"), Ru
pelmonde.
Van Gent is er een historisch panorama van de vriend
van de Zeeuwen, prof. De Keyser met als oorsprong
het gegeven van de samenvloeiing van Leie en Schelde
en verder met beelden van de lakennijverheid, van de
Gulden Sporenslag in 1302, van de neergang na 1600
en het ontstaan van de moderne fabrieksstad.
Ook de musea. Dat voor Schone Kunsten (Jeroen
Bosch: De Kruisdraging), voor Volkskunde, de Bijloke
in de oude Cisterciënzer vrouwenabdij, alle drie in
Gent. Het museum voor Schone Kunsten van Latem
en Leiestreek in Deinze, waar de expressionisten han
gen, de „school van Latem", van omstreeks de eerste
wereldoorlog Permeke, Desmet, Van den Berghe
en anderen.
Er is verder documentatie over de zich vernieuwende
zeehaven, over de economische expansie door bijstand
van de regering na 1959, over de Sidmar, het nieuwe
staalbedrijf (600 ha en 4000 werknemers in de eerste
fase), de universiteit van Gent met haar moderne
boekerij. Wat ons dan nog trof was de prachtige
kleurenreproduktie van een schilderij voorstellende de
Prins van Oranje (Willem de Zwijger) en de Gentse
calvinistische Schepenbank van 1578.
Zulk een werk kan alleen worden bekostigd als het
bedrijfsleven er in adverteert. Dat bezwaar de een
heid van het werk wordt ietwat doorbroken nemen
we gaarne op de koop toe, zelfs al betreft het een
mooie jongejuffrouw met de onvermijdelijke fundamen
tele accessoires (het jaartal 1620 moet op een ver
gissing berusten; bladzijde 136 voor de aandachtige
lezers).
Het boek is voor 100 franken te verkrijgen bij Journal
des Voyages, Sint-MichieIstraat 28, Brussel.
M. C. V.
212