Het percentage personenautoverkeer is in de loop
der jaren toegenomen. Voor het veer KP steeg
het van 58% in 1955 tot 65% in 1963, terwijl de
percentages voor het veer VB bedroegen: 71
in 1955 en 79% in 1963.
Remmende invloed veerdiensten
Reeds is opgemerkt dat de verhoging van de ta
rieven in 1958 duidelijk is aan te tonen. Deze in
vloed manifesteerde zich in het terugdringen (niet
slechts tijdelijk) van de verkeersintensiteit tot een
lager niveau.
Het is duidelijk dat ook bij gratis veerdiensten het
verkeer niet die omvang zou bereiken die het zou
hebben bij een vaste verbinding. Hoe groot de
remmende invloed van de veren precies is, is slechts
proefondervindelijk na te gaan. Theoretisch valt er
toch wel iets over te zeggen. Gebruik makend van
een formule van ir. F. M. van Veen („De Ingenieur",
1 juni 1962) komt men tot een rem van ongeveer
40% van de huidige verkeersomvang. Het poten
tiële verkeer tussen Zeeuws-Vlaanderen en overig
Nederland zou dus bijna V/2 maal zo groot zijn
als op het ogenblik via de veren.
Na de opheffing van de veerdienst Wolphaarfsdijk
Kortgene, die overigens minder goed geoutilleerd
was dan de Westerschelde-veren, is het verkeer
van en naar Noord-Beveland ongeveer verdubbeld.
Exactheid in deze is evenwel niet nodig om in te
zien dat vergroting van de capaciteit van de veren
vergroting van het verkeersaanbod tot gevolg zal
hebben, nog afgezien van de te verwachten toe
neming van het Nederlandse autoverkeer in de
toekomst.
Toekomstige ontwikkeling
In november 1963 zag het Economisch Technolo
gisch Instituut voor Zeeland („De vaste verbinding
over de Westerschelde") de toekomstige ontwikke
ling van het verkeer via de Westerschelde-veren
als volgt:
1960 100
1970 200 a 240
1980 275 a 325
Deze cijfers waren gebaseerd op een prognose
van ir. Van Veen voor de Nederlandse verkeers
intensiteit (wel te onderscheiden van het autopark):
1960 100
1970 200
1980 265
Deze indices impliceren een gemiddelde jaarlijkse
stijging van 7% in de periode 1960-1970, waarna
de stijging zal verminderen tot gemiddeld ruim
23)4% per jaar in 1970-1980.
De werkelijke stijging van de intensiteit van het
autoverkeer op de Nederlandse wegen in 1959-1962
bereikte evenwel een jaarlijks percentage van
ruim 8%%. Vooral in de jaren na 1960 is het Ne
derlandse autopark nl. bijzonder snel toegenomen,
zo snel, dat de meeste prognoses uit de jaren 1960
en 1961 voor 1970 reeds nu zijn waargemaakt. Van
zelfsprekend heeft een toeneming van het auto
park een toeneming van de verkeersintensiteit tot
gevolg, zij het (gelukkig) niet evenredig.
Het E.T.I. voor Zuid-Holland kwam vorig jaar
(„E.T.I.-Kwartaalbericht", no. 48, 3e kwartaal 1963)
tot de volgende prognoses voor de Nederlandse
verkeersintensiteit:
1960
100
1965
161
1970
248
1975
365
1980
512
corresponderend met een jaarlijkse gemiddelde
stijging van 10% in 1960-1965, van 9% in 1965-
1970, van 8% in 1970-1975 en van 7% in 1975-
1980.
Het „E.T.I.-Kwartaalbericht" no. 50 (le kwartaal
1964) bevatte een reactie van ir. Van Veen op deze
ideeën. Hij herzag zijn prognose van 1962 tot:
1960 100
1965 138 a 147
1970 182 a 210
1975 218 d 288
Dit komt neer op gemiddelde jaarlijkse groeiper
centages van 6,7 a 8,0 in 1960-1965, van 5,5 a 7,4
in 1965-1970 en van 3,6 a 6,5 in 1970-1975.
Het is misschien wel redelijk om in het licht van
de discussie tussen het E.T.I. voor Z.-H. en ir.
Van Veen, die zoals bleek als conservatief voor
speller kan worden beschouwd te veronderstel
len dat de Nederlandse verkeersintensiteit zich in
de toekomst zal bewegen tussen de prognoses van
de eerste en de maximum-prognose van de laatste:
1960 100
1965 147 d 161
1970 210 d 248
1975 288 d 365
1980 512
De toekomstige ontwikkeling van het autoverkeer
over de veren zal een gelijk groeitempo vertonen
als de toeneming van het totale autoverkeer in
Nederland, op voorwaarde dat er geen aanwijs
bare factoren zijn die tot afwijkingen leiden. Deze
factoren zullen nader worden bezien. Zij kunnen
overigens niet worden gekwalificeerd, noch afzon
derlijk, noch in combinatie:
a. De bevolkingsgroei in Zeeuws-Vlaanderen zal
toenemen. De stijgingspercentages voor deze
streek en voor Nederland zullen elkaar verder
naderen.
b. De toeneming van het inkomen per hoofd in dit
gebied zal weinig afwijken van die voor geheel
Nederland.
c. De beide voorgaande factoren zullen er toe
leiden dat het aantal auto's in Zeeuws-Vlaan
deren, nu de autodichtheid omlaag is gelopen
tot het nationale gemiddelde, eenzelfde groei
tempo zal hebben als het aantal Nederlandse
auto's.
191