ken" dat ze het paradijs der kunst bereikt hebben en gaan lijden aan een zelfoverschatting, die voert tot een zekere camouflerende gemaniëreerdheid, die voor kunst moet doorgaan. Weer anderen zijn de typische hobbymensen, die naar iedere leiding snakken, waarmee ze hun hobby kunnen vervolmaken. Daar komt bij dat het samenzijn, het ontmoeten van gelijkgeaarden, het zien van eikaars werk, contacten en vriendschappen in de hand werkt, die zeer heilzaam en vruchtbaar kunnen zijn. Het is tevens onloochenbaar, dat van een dergelijk in stituut een sterke stimulans kan uitgaan op twijfel- zuchtigen, op mensen die juist dat stootje behoe ven, dat nodig is om zich op een zekere kunst beoefening te werpen. Het zou zo moeten worden, dat op deze „lessen", allerlei standen en leeftijden verenigd zijn. Want op dit gebied bestaat geen verschil in stand of leeftijd, daar geldt alleen maar humanitas en liefde voor de kunst. We zijn geen aanhangers van het be ginsel dat dichtgenootschappen uit de 18de eeuw, die beweerden dat „Kunst door arbeid wordt ver kregen". Daar staat tegenover dat leiding en oefe ning zeer belangrijk is, want kunst vraagt inspi ratie, maar vooral ook veel transpiratie. De voedingsbodem Wanneer we de totaliteit der muzische vorming in ons land en speciaal in onze provincie overzien, dan dringt de idee zich sterk aan ons op, dat de voedingsbodem voor een Instituut voor kunstzinnige vorm, gekweekt moet worden op de middelbare school. We willen dan ook graag de gelegenheid benutten om op dit belangrijke probleem, dat in het centrum stond van de Amersfoortse conferentie over „De plaats van de kunstzinnige vorming", in 1962, iets dieper in te gaan. Het onderwijs zoals wij het kennen is een histo risch gegroeid bestel, dat van meet af aan duide lijk het stempel draagt van de geestelijke wereld, waaruit het ontstond: het rationalisme. De renaissance proclameert de verheerlijking van de ratio. De romantiek met haar hevig beroep op gevoel en verbeelding was niet in staat de dicta tuur van de rede omver te werpen, die door Des cartes met zijn stelling cogito, ergo sum, nog een belangrijke versterking had ondergaan. De school der Filantropijnen, de voorstellings theorie van Herbart, trouwens de totale associatie- psychologie der 19de eeuw met de alleenheer schappij van het positivisme op de filosofische leerstoelen van onze Westeuropese universiteiten, ze vormen alle het geestelijke klimaat, waarin onze hedendaagse school zich ontwikkelde van baby tot volwassene. Het is daarom niet te ver wonderen dat de ganse structuur van onze hui dige school rationalistisch is; verwetenschappelijkt tot in alle vezels. Een andere belangrijke factor, die het rationalis tisch karakter van onze school gevoelig versterkt heeft is, wat prof. Kwant te Amersfoort noemde: „ons verwetenschappelijkt arbeidsbestel". Het on derwijs werd hoe langer hoe gecompliceerder. Eisen werden opgeschroefd: van machinebankwer ker tot ingenieur, van bakker tot technicus. „We leven", aldus prof. Kwant „van de exploi tatie van het intellect", niettegenstaande dat Aris- toteles reeds beweerd heeft: „Eerst leven, dan filosoferen". Dankzij de geperfectioneerde produktieve arbeid, die onze maatschappij hoe langer hoe meer gaat beheersen, heeft de arbeid zich hoe langer hoe meer een zekere vrijheid veroverd, is er tijd vrij gekomen, die een nieuw probleem vormt in onze huidige samenleving. Het is dus nodig dat de school zijn pupillen de zinvolle besteding van vrijheid leert. De mens is een creatief wezen. De bekende peda goog Friedrich Fröbel placht als motto boven zijn brieven te plaatsen: Alle Leben ein Einiges. Der Mensch ein Schöpfer. Een simpele observatie van het jonge, nog niet door de school besmette kind, toont duidelijk aan dat de mens een creatief wezen is! Het maakt zelf zijn verhalen, zijn liederen, zijn dansen. De school ontwikkelt deze natuurlijke aanleg niet; ze doet te veel een beroep op de ratio en te weinig op de emotionaliteit en de fantasie. We zullen pas denkende mensen vormen, als we de creativiteit ontplooien. Immers, een nieuwe gedachte ontstaat niet vol gens de strenge wetten van de logica. Ze is speels en komt voort uit de homo ludens. Op onze school ontbreekt dus de creatieve methode, die geïnte greerd moet zijn in het totale onderwijs. Onze huidige school is tegen-natuurlijk, omdat ze in haar methode de creatieve geaardheid van de mens niet alleen negeert, maar in vele gevallen elimineert. Vandaar dat de arbeidsvreugde op onze scholen meestal ontbreekt. Vandaar dat er alleen resultatenvreugde, of -leed bestaat, voort komende uit de povere, skeletachtige cijferreeks van een kwartaalrapport. Het is te hopen, dat we straks de kansen aan grijpen, die een hervormd onderwijsstelsel met zijn veel soepeler mogelijkheden, ongetwijfeld bieden zal. Een belangrijk facet van de creativiteit vormt de muzische vorming, niet afgeleid van het woord muziek, maar van muzen. Via hervormd onderwijs, dat de ontwikkeling van de creativiteit als basis van haar methode heeft, zal de besteding van de vrijheid, van de vrij komende tijd in onze moderne samenleving van zelfsprekend de weg uitgaan van creatieve ener gieontplooiing. Dan zal de vrije-tijdsbesteding voor de jonge mens heus niet langer het dagelijks pro bleem meer zijn, dat het nu is voor hen, die via onze rationalistische luisterschool vaak met een vol gepropt hoofd, maar verder met lege handen de ruimte worden ingestuurd. Ons onderwijs zal dan tevens een ontplooiing zijn van de scheppende krachten in de jonge mens binnen het raam van het z.g. muzische kwadrivium: muziek, beweging, beschaafde taal, „Bildnerische Gestalten" (teke nen, schilderen, boetseren, pottenbakken, graveren, glasschilderen). 194

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 6