Als we het begrip muzische vorming ontleden, kunnen we onderscheiden: A. De receptiviteit, dat is het leren openstaan, het ontvankelijk zijn voor uitingen van het gedach ten- en gevoelsleven van anderen, die voort komen uit innerlijke vrijheid van die anderen en het waarderen van deze uitingen. B. De techniek, dat wil zeggen het beheersen van verschillende media als lichaam, stem, taal, instrumenten, gereedschappen, materialen. C. De creativiteit, dat is de rijping van het eigen gedachten- en gemoedsleven, het zich reken schap geven en het zoveel mogelijk bewust kiezen of afwijzen van modellen. Onze huidige school doet wel aan de cultivering van de receptiviteit. Dit kan gebeuren op muziek- en tekenlessen, lees- en literatuurlessen, kunstge schiedenislessen en door het bezoeken van toneel-, film- en muziekavonden. Hier biedt o.m. de Z.V.U. de helpende hand, die nog steeds niet door alle scholen voldoende ge waardeerd wordt. Toch draagt ook dit direct bereikbare onderdeel van de muzische vorming een te incidenteel ka rakter; het wordt nog vaak bekeken als toegift of als duidbare ontspanning, als min of meer gestolen uren van de kostbare tijd, gezien in het produktieproces van de leerfabriek. De school moet de jonge mens kans geven de technieken die hem aanspreken te ontwikkelen. De creativiteit vormt samen met receptiviteit en techniek een totaliteit. Al is de creativiteit ook buiten de kunst een on misbaar onderdeel van persoonlijkheidscultuur, toch demonstreert ze zich wel speciaal bij de kunst zinnige vorming. Onze moderne, uiterst dynamische samenleving vraagt op allerlei gebied veel van de creativiteit, zodat ieder schoolbestel dat deze pijler mist, bui tentijds, verouderd en dus taboe is. Het zal nog jaren duren voordat het geschetste ideaal bereikt is. Want dit alles vraagt een andere onderwijsstructuur en we weten allen hoe lang zaam de Hollandse watermolen maalt, niettegen staande het stormrijke land, dat we het onze noe men. Het vraagt onder meer veel begrip, het op ruimen van eigen vooroordelen, het afbreken van heilige huisjes en z.g. onwankelbare verworven heden. In afwachting van de totale hervorming en her oriëntering vinden we het inventariseren, propa geren en in praktijk brengen van de mogelijk heden die het huidige stelsel ons biedt, een drin gende eis. De jonge mens smeekt er om, omdat hij geestelijk verpaupert, niettegenstaande de dam pende baden stof en pseudo-geleerdheid, waarin de nurses hem dagelijks dompelen. Wat kunnen we in het enge keurslijf van ons ver ouderd onderwijsstelsel nastreven om de muzische vorming toch al enigszins te geven wat haar toe komt? 1. Muziek. Het was een belangrijk winstpunt, toen de schoolmuziek werd doorgevoerd. Wat de receptiviteit betreft, kunnen naast de be zielende toelichting van de leraar bij bandrecorder, platenspeler en „het uur muziek", ook concerten, opera en andere manifestaties bezocht worden. De creativiteit komt bij het summiere urenpro- gramma in het gedrang. Het bespelen van instru menten het samen musiceren het zelf creëren, de eigen expressie vraagt buitenschoolse activi teiten. 2. Ook beweging is een belangrijke en meestal verwaarloosde zuil van de muzische vorming. We denken hier aan een uitbouw van het vaak onder gewaardeerde vak lichamelijke opvoeding, waarbij ritmische oefeningen, expressie-oefeningen, dans en ballet veel meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen. 3. De verbale expressie - de Beschaafde Taal is de derde belangrijke pijler van het muzische qua- drivium. We mogen hier niet uitsluitend denken aan het vak Nederlands, want dit expressiemiddel is bij alle niet-muzische vakken zeer belangrijk! Expressie als creatieve uiting kan langs verschil lende kanalen geschieden en ideaal is, dat deze verschillende mogelijkheden zich opdringen en realiseerbaar zijn. Ik spreek van opdringen. Dit veronderstelt het aanwezig zijn van krachten, het oproepen van impulsen, het scheppen van moge lijkheden. Tot nu toe is het zè, en dat geldt ook voor tekenen, dat we bij het vak Nederlands een bepaald uur reserveren voor expressie, declameren enz. Feitelijk is dit onjuist. Het schrijven van een scenario, een verhaal of opstel, een toneelspelletje, het maken van een dia loog of gedicht, het spelen van een spel of het werken met poppen of maskers, moet op een na tuurlijke wijze voortkomen uit een behoefte die via creatief-gericht onderwijs geschapen wordt. Toch zouden we het toejuichen dat op een prettige wijze, al zijn ze dan nog niet volledig geïnte greerd, méér tijd zou besteed worden aan de juist- genoemde expressiemiddelen, waarbij we de speech, het debat, het maken van eigen klank beelden enz. niet willen uitsluiten. Het z.g. literatuuronderwijs dient op de helling gezet, want ook dit prachtige middel om de leer ling in te leiden in de kunst van het woord, is ver- materialiseerd en gaat gebukt onder een zware last van feitenkennis. We geloven tevens dat de liefde voor de moeder taal, die bij onze jeugd maar rudimentair aan wezig is, bij dit levenmakend en -wekkend onder wijs sterk zou groeien en geen probleem meer zou zijn, mits allen in dezen meegaan en mee werken. Ook de schoolbibliotheek zou vormend kunnen werken, als ze volwassenen was, meer mogelijk heden bood. Vooral voor streken als de onze zouden veel ruimere rijkssubsidies voor school bibliotheken verstrekt moeten worden, zodat de bibliotheek, tevens leeszaaltje en werkkamer zou kunnen zijn. Ook hier zal verdere buitenschoolse activiteit nood wendig zijn. 4. Hierboven noemden we als vierde pijler van het muzische quadrivium: „De bildnerische Gestalten". Voor ons huidig schoolsysteem zullen we moeten overwegen een heroriëntering van ons tekenonder- 195

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1964 | | pagina 7