ver van het stuk verdedigde Multatuli op vrijwel alle punten waarop ds. Bax hem had aangevallen. Het is duidelijk dat hij tot de vele geestverwanten be hoorde die de verslaggever van de Zierikzeesche Nieuwsbode in de Concertzaal had opgemerkt, de brede schaar van intellectuelen en semi-intellec- tuelen aan wie het kerkelijk Christendom niets meer te zeggen had en die nu in Multatuli de man her kenden die op welsprekende wijze onder woorden wist te brengen wat zijzelf vaag of bewust al eerder hadden aangevoeld. In het verslag van ds. Bax staat met zoveel woorden, dat Multatuli gezegd had, de godsdienst niet meer te erkennen, niet meer aan het bestaan van een persoonlijke God te gelo ven, maar de eigenschappen die de gelovigen aan hun God toekennen, in zekere zin aan de natuur toe te kennen. Dit zal wel een van de beweringen zijn geweest waardoor ds. Bax „pijnlijk werd aan gedaan", maar die toch geen beletsel waren voor zijn onverholen bewondering al vond hij het het toppunt van dwaasheid, „hem, zoals velen doen, te begroeten als den profeet van den nieuweren tijd, hem die zelf getuigt, dat hij niets nieuws verkon digt". Ook de Middelburgsche Courant van 29 maart bevat een verslag van de lezing, van de hand van de (ons onbekende) Zierikzeese medewerker. Het stuk wordt door de redactie ge kenschetst als een ,,door den gloed eener onverdeelde bewon dering bezielde ontboezeming" en het is duidelijk dat de ons onbekende schrijver Multatuli vereerde. Er staat in dit verslag een curieuze passage die we zonder commentaar afschrijven: ,,A/ocht deze of gene zeggen: hoe komt Multatuli nu weer zoo opeens te Zierikzee, dan moet ik hem antwoorden: gedreven door eene gelukkige herinnering, die het onnodig is te ver melden. Vóór hij zijne voordracht begon, zei hij dan ook, dat hij nergens met zooveel genoegen als hier was opgetreden". Zelf schreef Multatuli aan Mimi een brief die hij nog vóór de lezing ten huize van de Houwers was begonnen te schrijven en waaraan hij 's avonds of de volgende dag verderschreef ,,'t Succes was groot. Dit zeiden al de Houwers en zij liegen niet. Ook voelde ik 't zelfDe voordracht was best. En geheel voor de vuist". Twee dagen later (28 maart) schreef hij uit Bergen op Zoom: ,,Alle Houwers en hier van der Pauwert (redacteur Goesche Courant die dat hartelijk stukje schreef in z'n blad) zeggen dat ik er zooveel beter uitzie dan den eersten keer.... De Houwers vonden me vroolijk en aardig. Over hen later meer.Mijn Mevrouw Houwer was in de wolken. Maar och ze is sedert 75 zoo oud geworden. Ik vrees dat ze haar laatste jaar beleeft! Ze is 'n zeer oude vrouw, 'n ruïne! Hef doet me zéér". Tijdens dit of het volgende bezoek aan Zierikzee moet een oomzegger van mevrouw Mulock Houwer- Hoogenboom, Jaap Hoogenboom (1861-1952), die toen in Zierikzee op de H.B.S. ging, er Multatuli op gewezen hebben dat hij in zijn lezing de baan die een kogel neemt foutief beschreven had. Multatuli stoof eerst op, dat zo'n blaag van een jongen hem durfde tegenspreken, maar moest tenslotte zijn on gelijk bekennen, toen de H.B.S.-er zijn fysicaleer- boek voor de dag haalde. Ds. Bax had hem op een foutieve vertaling uit het Hebreeuws betrapt. Accu ratesse was Multatuli's fort niet. Met dat al zal tante Kee Mulock Houwer, die op goede manieren ge steld was, wel wat verontwaardigd zijn geweest over de vrijpostigheid van haar neef. Mogelijk heeft Multatuli bij dit bezoek een exemplaar van de door Heloïze (zijn tweede vrouw) samengestelde bloem lezing uit zijn werk ten geschenke gegeven aan de dochter des huizes, Maria Jacoba (1854-1936), met de opdracht: „Aan Mejuffrouw M. J. Mulock Houwer als herinneringsteeken P. J. M.] aan de ten huize harer ouders doorgebrachte aangename uren, van den schrijver". Het boek is nog in bezit van haar dochter, mr. Anne Bolle. In een uit Rotterdam aan Mimi geschreven brief van 7 april van hetzelfde jaar 1878 komen de Houwers nog eens ter sprake; ze wilden nl. in Wiesbaden komen logeren, waar Multatuli destijds woonde. „Of Jan Houwer (ziek en twintig jaar, student te Delft) bij ons logeeren zal? Ja. Maar daarvoor is nog eerst iets te bedisselen met dokters. Ook mijn mevrouw Houwer (ronduit gezegd, nu 'n treurige ru'ine,) komt te Wiesbaden. Maar in eigen woning. Ze brengt kinderen mee en 'n..ook niet gezonde (hysterische) Houwerin. Maar, nog eens, niet bij ons in huis. Dat kan niét, en ze wil 't ook niet". De ziekte van Jan Anthony (1857-1936), de jongere broer van Maria Jacoba, heeft niet tot ziekelijkheid geleid; hij is pas in zijn tachtigste levensjaar ge storven. Wie de hysterische Houwerin is, viel na zovele jaren niet meer te achterhalen, en evenmin weten we of de reis naar Wiesbaden is doorgegaan en welk contact de Houwers daar met Multatuli hebben gehad. Toen Multatuli het jaar daarop opnieuw door het land trok was Zierikzee de enige Zeeuwse plaats waar hij optrad, op maandag 10 maart 1879 in de Concertzaal. Hij sprak er „Over de eenheid in de natuur als leidraad en hulpmiddel voor ons zedelijk leven"; de aantekeningen aan de hand waarvan hij zijn rede hield ook in andere plaatsen sprak hij over hetzelfde onderwerp zijn op lange, smalle stroken geschreven en in het Multatuli-museum be waard. De voordracht „weerspiegelde in haar een- voudigen rijkdom geheel zijn dichterlijke ziel", con stateerde de Zierikzeesche courant van 12 maart in een kort verslag. Er zijn geen brieven bewaard ge bleven waaruit nadere bijzonderheden over de le zing en het verblijf te Zierikzee zouden kunnen blijken; waarschijnlijk heeft hij weer bij de Houwers gelogeerd, maar we weten daarover niets met zekerheid. Daar zit ik alweer te Goes In februari 1880 sprak hij weer in Goes, Middelburg en Zierikzee op drie achtereenvolgende avonden. „Zie zoo", schreef hij donderdagmiddag 12 februari uit Goes, waar hij 's avonds zou moeten spreken, „daar zit ik alweer te Goes! En wel in 't kleine kamertje van verleden jaar met het gaskacheltje zonder schoorsteen. Eigenlijk armoedig! Maar voor één dag komt het er niet op aan! Toch wil ik voor aanstaande jaren 'n conditie maken dat ik niet kom als ze me geen behoorlijk verblijf weten aan te wijzen. Ik vond hier brieven van de Houwers over de beste wijs om te Zierikzee te komen. Ik heb hier geen lucifers, geen aschbakje, geen (behoorlijke) schel, en dan die gas zonder uitweg. En revanche, pianogetokkel I Dat zal beschaving moeten heeten. Enfin!". Om de een of andere reden versloeg niet Van der Pauwert de lezing in de Goessche Courant van zaterdag 14 februari, maar iemand die met J.O.S. ondertekende: initialen die ik niet heb kun nen oplossen. Zijn indruk van de voordracht gaf 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 10