landsdienaar, die zijn plicht deed". We weten niet of Pisuisse op dit verzoek gereageerd heeft, maar het door Multatuli gewenste artikel heb ik in de Middelburgsche Courant tevergeefs gezocht. Jan Versluys In maart 1882 richtten een 70-tal Nederlanders een oproep tot het Nederlandse volk om door het bij eenbrengen van een kapitaal de levensavond van Multatuli te verhelderen. Onder de ondertekenaars was maar één Zeeuw, mr. M. J. de Witt Hamer. De Middelburgsche Courant nam het stuk in haar nummer van 21 maart op en beval het doel in een hoofdartikel „Onze plicht tegenover Multatuli" warm aan. Toen men in deze actie een politieke demonstratie wilde zien, kwam de redactie in het nummer van 30 maart daartegen met kracht op. De circulaire was opgesteld door een oud-Zeeuw, de wiskundige Jan Versluys (1845-1920), een oudere broer van Willem Versluys (1851-1937), uitgever van de eerste druk van de Brieven van Multatuli (1890- 1896; 6 din.) en van de Briefwisseling tusschen Mul tatuli en S. E. W. Roorda van Eysinga (1907), en bij wie o.a. ook De Nieuwe Gids en een groot deel van het werk van Frederik van Eeden verscheen. Deze beide begaafde broers waren geen zoons van een politieagent uit Groningen, zoals Frans Erens in zijn Vervlogen jaren (1938) op gezag van Willem Paap vertelt, maar van de te Breskens geboren Willem Versluys (1818-1905), die te Oostburg achter eenvolgens winkelier, veldwachter en marktmeester was. Drie van zijn kleinzoons zijn professor gewor den, alle drie in de exacte wetenschappen. Jan Versluys ging kort voor zijn zeventiende verjaardag naar de toen juist opgerichte Kweekschool in Haar lem, werd op zijn negentiende jaar onderwijzer en klom in het onderwijs steeds hoger op. Zijn ver diensten liggen op tweeërlei gebied: op dat van de wiskunde en op dat van de pedagogiek. In 1873 had hij in Het Schoolblad, waarvan hij de redactie voerde, een waarderend artikel geschreven over Multatuli's Millioenenstudiën en dat met een brief aan de auteur toegezonden. Van die tijd dateert de betrekking tussen beiden, die weldra tot een vriend schap werd, waarin ook de beide gezinnen werden opgenomen. De Versluysen hadden in Berg en Dal bij Nijmegen een optrekje op de Uileput, waar Mimi en Wouter het aangenomen zoontje in april 1879 logeerden. Versluys heeft zich, samen met prof. dr. D. J. Korteweg (1848-1941), de wiskundige, een oudere broer van de man van Elize Baart, veel moeite gegeven voor de steunactie en had op zich genomen, daarover met Multatuli te corresponde ren. Het resultaat was dat de vriendschap tussen beiden aanmerkelijk bekoelde. In Versluys' waar dering voor de lastige Multatuli bracht dit overigens geen verandering. Het toeval wil dat Jan Versluys in 1888, dus na de dood van Multatuli, in een hevige twist werd ge wikkeld met een andere Multatuliaan, een Zeeuw weliswaar niet door geboorte, maar door inwoning: de Middelburgse leraar Johannes Jacobus van Laar (1860-1938). Omdat deze ruzie geen betrekking had op Multatuli, laten we ze voor wat ze is. Van Laar was zijn loopbaan als marine-officier begonnen, had daarna scheikunde gestudeerd en was van 1884 tot 1895 in dat vak leraar aan de Middelburgse H.B.S. Van 1908-1912 is hij in Amster dam lector in de mathematische chemie geweest; om gezondheidsredenen moest hij ontslag nemen en in Zwitserland gaan wonen, waar hij nog zijn negenenzeventigste levensjaar bereikt heeft. De Universiteit van Groningen verleende hem bij haar derde eeuwfeest in 1914 een eredoctoraat in de scheikunde. Van Laar heeft zich vooral op de thermodynamica toegelegd en was op dit gebied een internationale beroemdheid. Deze begaafde chemicus, die een lange lijst van publikaties op zijn naam heeft staan, had bovendien een grote letter kundige belangstelling en was tijdens zijn Amster damse studentenjaren bevriend geraakt met de Nieuwe Gidsers. In Middelburg voelde hij zich maar eenzaam, maar hij schreef er zijn boek over Die Thermodynamik in der Chemie (1893), dat de aandacht op hem vestigde. Maar bovendien schreef hij er twee publikaties van letterkundige aard: een Register op de Ideën van Multatuli (1887) en een anonieme brochure: Physiologie van De Nieuwe Gids (1889). Ik heb mij wel eens afgevraagd of Van Laar misschien de intermediair geweest is tussen zijn vriend Kloos en de destijds in Middelburg wonende Mieb Pijnappel, met wie deze 1891/1892 een tijdje verloofd is geweest. Mocht het met zoveel toewij ding samengestelde beredeneerde register op de Ideën nog geen voldoende bewijs zijn van zijn verering voor Multatuli, dan blijkt deze ook nog eens uit het artikel dat hij in het Multatuli-nummer van De Dageraad schreef. Ik houd hem ook voor de schrijver van het onder pseudoniem Zelandus in De Lantaarn van 1 oktober 1887 verschenen ar tikel: Van twee leelijke eenden, waarin betreurd wordt dat het 20ste Taal- en Letterkundig congres noch Multatuli, noch de kort vóór hem overleden Busken Huet herdacht had. Marie Berdenis van Berlekom „Ik ben nooit Multatuliaan geweest", schrijft Wibaut in zijn mémoires Levensbouw (1936), maar wel denkt hij met grote dankbaarheid aan wat Multatuli in zijn jonge jaren, tussen zijn vijftiende en vijfen twintigste, voor hem geweest is. Florentius Martinus Wibaut (1859-1936) was in Vlissingen geboren uit een Katholiek gezin, maar voelde zich sinds het eind van zijn zestiende jaar volkomen losgeslagen van de Katholieke kerk. In 1876 was hij in dienst gekomen bij de houthandel van Alberts in Middel burg, waarheen hij in 1878 verhuisde. In dat of het volgende jaar ontmoette hij de dochters van dokter Berdenis van Berlekom, Mathilde en Marie, op een verjaarspartijtje, beide in de rouw om de dood van hun moeder. Marie begon een gesprek met hem over Multatuli, en er was geen onderwerp waarover Wibaut destijds liever sprak. Wibaut heeft Multatuli twee maal in Middelburg horen spreken. Op een van die lezingen sprak hij over de horror vacui en bij die gelegenheid zaten er vier jonge dames in de zaal, waaronder Marie en Mathilde. De beide anderen zullen wel Lucie en Elize Baart geweest zijn. Marie (Maria Catharina) Berdenis van Berlekom (1860-1922) heeft kort voor haar dood enkele per- 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 13