soonlijke herinneringen aan Multatuli opgeschreven en die bij de van hem ontvangen brieven gevoegd die ze aan het Multatuli-museum heeft gegeven. Ook zij herinnert zich dat hij over de horror vacui sprak. „Het was mij", schrijft ze, „bij zijne verhelde rende woorden, als werd ik, van een dorre, heete vlakte plotseling verplaatst in het koele, groene woud, waar een frissche luchtstroom alle schade lijke dampen met zich voert". Toen ze enkele jaren later in Frankfort muziek ging studeren, verzocht ze hem, hem op de doorreis een bezoek te mogen brengen. Op een warme augustusdag 22 augus tus in 1885 maakte Marie persoonlijk kennis met haar grote schrijver; de ontmoeting was van weers kanten zo geslaagd dat ze er een nacht overbleef. In de anderhalf jaar die Multatuli nog te leven had, hebben hij en Marie druk met elkaar gecorrespon deerd; er zijn acht brieven van hem bewaard ge bleven, waaronder enkele uitvoerige, en één korte, maar hartelijke, waarin Multatuli haar troost over het tragische overlijden van haar jongere broer Anton Abraham (1864-1886), die als medisch stu dent te Leiden op 20 maart 1886 door een ongeluk om het leven kwam. Multatuli schijnt maar half in genomen te zijn geweest met de muziekstudie van zijn jonge Middelburgse vriendin, maar maakte zich vooral zorgen over de droefheid waaraan zij zich na de dood van haar broer overgaf. Uit de brieven van Marie, die niet bewaard zijn, moet een zekere geëxalteerdheid hebben geklonken waartegen Mul tatuli haar op vaderlijke toon waarschuwde. Hij raadt haar aan, zich eerst en vooral tegenover haar vader uit te spreken. „Weet je papa dat je aan my schryft, en ik aan u? Onlangs verzocht ik je hem van my te groeten. Heb je dat gedaan? Is hy mis schien een vyand of tegenstander van me? Maar hoe dit zy, uit je brieven maak ik op dat hy 'n achtenswaardig mensch is. Welnu, word in den uit- gestrektsten zin van 't woord z'n vriendin. Open hem uw hart. Deel hem uw verdriet, uw bezwaren, uw (verydelde?) wenschen mee. Houd niets achter, niets! Dat hij tevens arts is, maakt zoo'n toenade ring nog te wenschelyker. Dit verwyzen naar je vader heeft ook daarom zooveel vóór, wyl die ver houding hoe zal ik me hier uitdrukken? nu dan omdat ze minder kittelend is dan de aanraking met anderen. Ik geloof dat je my liefhebt, en dit is zeer goed, je hebt er gelyk in, want ik ben 'n goed mensch. Maar juist dat liefhebben brengt 'n soort van opwinding mee die nadeelig voor je wezen kan. Je hebt, figuurlyk gesproken, meer behoefte aan zoete melkpap dan aan alkohol. Het huiselyke eenvoudige onromantische van den innigen omgang met je papa zal gunstig werken, beter althans dan de hartelyke opgewondenheid die in je lief gemoed wordt opgewekt door myn stryd met de wereld, en myn zeer byzondere omstandigheden. Ik lyk je uit de verte te mooi toe, en dat prikkelt, juist iets alzoo wat vermeden moet worden". Een half jaar na deze brief, op 19 februari 1887, stierf Multatuli. In het Multatuli-nummer van De Dageraad, dat een maand later verscheen, schreef ook Marie van Berlekom over hem, zoals zij ook in haar latere leven verscheidene malen gedaan heeft. Zij studeerde verder aan het conservatorium in F. M. Wibaut Marie Berdenis van Berlekom 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 14