n
Keulen en na een lange onderbreking wegens
ziekte, in Parijs bij Marmontel, de leerling van
Chopin en maakte naam als muziekpedagoge.
De Middelburgsche Courant herinnerde bij Multa-
tuli's overlijden aan de dood van mevrouw Bos
boom en Busken Huet, die in het voorjaar van 1886
kort na elkaar gestorven waren. „In deze nieuwe
smart mengt zich wederom bitter zelfverwijt; Ne
derland liet een harer grootste zonen half vergeten
en schandelijk miskend in een vreemd land een
zaam sterven".
Op de avond na Multatuli's sterfdag telegrafeerde
Wibauts vriend Willem Nicolaas Frederik Sibma-
cher Zynen (1859-1926), zoon van een bekend vrij
zinnig predikant in Middelburg, hem uit Amsterdam:
„Hier loopt gerucht dat Douwes Dekker is over
leden". Het gerucht bleek waar te zijn. Bij zijn leven
hadden de Wibauts hem nooit bedankt voor wat hij
voor hen geweest was; nu zouden ze het na zijn
dood doen. Samen met zijn vriend en collega Caro-
lus Matheus Ghijsen (1845-1923) ging hij via Nieder-
Ingelheim, waar ze het huis al verlaten vonden,
naar Gotha waar Multatuli op 23 februari gecre
meerd werd. In naam van nog enkele andere Mid
delburgse vrienden legden ze zwijgend bloemen op
de kist. Er werd niet gesproken; behalve Mimi wa
ren verder alleen nog haar broer en een huisvriend
aanwezig. Mimi verzocht de Middelburgers drin
gend, van de plechtigheid geen uitvoerig bericht te
doen aan de Nederlandse pers. „Dat had Neder
land aan Douwes Dekker niet verdiend", voegde ze
er aan toe. Pas in 1910 heeft Wibaut in het Multa-
tuli-nummer van De Gids over Multatuli's crematie
geschreven, als „een woord van laten dank".
Ghijsen was, evenals Wibaut, van huis uit hij was
in Maastricht geboren Katholiek. Als zestien
jarige jongen was hij na zijn eindexamen aan het
stads-athenaeum, in dienst gekomen van de Maas
trichtse aannemersfirma Blanchmanche, Hopp en
Alberts, bij de aanleg van de spoorweg in West-
Brabant te Breda en Moerdijk werkzaam. Onder
dezelfde firma werkte hij enkele jaren later, van
1868-1873, op Walcheren aan de sluizenbouw te
Veere. Toen na de voltooiing van deze werkzaam
heden zijn onmiddellijke chef G. Alberts Lzn. een
houtzagerij opzette, werd Ghijsen de jongste fir
mant van deze houthandel G. Alberts Lzn. Co.,
die eerst in Veere en kort daarop in Middelburg
gevestigd werd. Enkele jaren daarna kwam de
jonge Vlissinger Floor Wibaut in de zaak. Ondanks
het leeftijdsverschil Ghijsen was veertien jaar
ouder ontstond al spoedig een hechte vriendschap
tussen beide jonge mannen. In 1878 trouwde Ghij
sen met de protestantse Pieternella Suzanna Jean-
nette Proos uit Breskens, wat de definitieve schei
ding met zijn Katholieke verleden inhield. Nelly Proos
was catechisante geweest van de „moderne" ds.
Sibmacher Zynen, maar had zich, met verscheidene
van haar mede-catechisanten, niet laten aannemen
in de Nederlands Hervormde kerk. Ghijsen voelde
zich evenals Wibaut geestverwant met de Fabian-
socialisten. Hij was een te bescheiden man om op
de voorgrond te treden, maar hij en zijn vrouw
hadden een sterk ontwikkeld sociaal gevoel en
namen dan ook met overtuiging deel aan de sociale
arbeid die tegen het eind van de eeuw door een
kring vooruitstrevende Middelburgers uit de intel
lectuele hogere burgerij ter hand werd genomen.
Ook de Ghijsens waren geestdriftige bewonderaars
van Multatuli, wiens werk in verschillende uitgaven
de weg vond naar hun boekenkast. Toen Multatuli
in 1878 in Middelburg sprak, bevond het jonge
echtpaar zich niet slechts onder zijn gehoor, maar
ging hem bovendien met verscheidene andere Mid
delburgers enkele weken later ook nog eens in
Zierikzee beluisteren. Het was, naast de inhoud,
ook de volkomen vrije vorm van Multatuli's voor
dracht die een onvergetelijke indruk maakte wan
neer hij, schijnbaar afdwalend, een plotselinge inval
volgend, daarna met dubbele nadruk op zijn hoofd
thema terugkwam.
Een Tool se vereerster
Tegen het eind van de eeuw duikt opeens nog een
Multatuliane op waar men die allerminst zou ver
wachten: in het rechtzinnige stadje Tolen. Daar
verscheen in 1894 bij de boekhandelaar-uitgever J.
M. C. Pot een Open brief over Multatuli aan den
Weleerw. Heer G. Jonckbloet, R. C. priester en
pastoor te Batavia. De schrijfster, die zich achter
de schuilnaam Laurica verborg, was de vrouw van
de uitgever, Laurentia Maria Agnes Pot-Meyer (1853
-1918). Ze was op 7 november 1853 geboren te Ge-
nemuiden en woonde tot 1911 met haar uit Vlissin-
gen afkomstige man in Tolen, waarna het echt
paar naar Nijmegen verhuisde; daar is de vrouw
op 8 december 1918 overleden en haar man enkele
maanden later. Haar brochure was een antwoord
op de kort tevoren verschenen felle aanval van
pastoor Jonckbloet in zijn aan de Nederlandse
C. M. Ghijsen, directeur N.V. Houthandel v/h
G. Alberts Lzn. Co.