Grijpskerke
Steengracht's bosje onder
AanreKenmgen
Multatuli's reactie op de bespreking van zijn Minnebrieven in
de Middelburgsche Courant vindt men in zijn Brieven, 2e uit
gaaf, V (Amsterdam, 1912), blz. 95.
Over Kornelis Baart en zijn dochters hoop ik een afzonderlijk
artikel te publiceren.
H. L. F. Pisuisse schreef over Multatuli in Het Leeskabinet, 1878, 1,
blz. 141-160. Twee brieven aan hem van Multatuli zijn uitge
geven door S. W. F. Margadant in De Nederlandsche Spectator,
48, 1907, blz. 228.
Multatuli's reacties op zijn Zeeuwse reizen vindt men in de
Reisbrieven aan Mimi en andere bescheiden, met aanteekeningen
in hef licht gegeven door Julius Pée (Amsterdam, 1941).
De anekdote van Jaap Hoogenboom is mij meegedeeld door
zijn nicht dr. K. J. Hocke Hoogenboom (Zonnemaire).
Het citaat waarmee de Goesse verslaggever Multatuli hulde
bewees (maïtre merci d'avoir affronté notre brume et notre
brise!) zal wel aan La Fontaine zijn ontleend, maar ik heb de
plaats niet kunnen vinden. Marie Berdenis van Beriekom schreef
zelf haar levensbericht in Caecilia en het Muziekcollege, 78 (8),
1920/1921, blz. 43-47; na haar dood verscheen een artikel over
haar in hetzelfde tijdschrift, 79 (9), 1921/1922, blz. 147. Acht
brieven van Multatuli aan haar zijn opgenomen in de Brieven
van Multatuli, 2e uitgaaf, X (Amsterdam, 1912), blz. 203-228.
Wibaut schreef over Multatuli in zijn Levensbouw (Amsterdam,
1936), blz. 73-76, 107, 115-122, en over Multatuli's crematie (Een
Enig gevoel hebbende voor historie in het bijzonder
Walcheren betreffende heeft ondergetekende met be
langstelling het artikel over het Munnikenhof van mej.
A. A. van der Poel gelezen. Deze bijdrage kan er een
aanvulling van zijn daar het gaat over de laatste
bewoners van de buitenplaats nl. Mr. Galenus Diqnus
Steengracht en zijn zuster Jacoba Pieternella Steen-
gracht. Beiden zijn kort achter elkaar overleden nl. eind
1851 en begin 1852. In hun testament stond een eigen
aardige bijzonderheid. Blijkbaar wilden zij niet dat hun
namen op een grafsteen op het kerkhof gelezen zouden
worden. Daarom moesten beiden op een hun toebe
horend stuk land liggende even buiten de kom van
Grijpskerke aan de weg naar Oostkapelle begraven
worden. Het land kwam in eigendom aan de Diaconie
van de Hervormde Kerk.
In de notulen van de kerkeraad staat o.m. dat de kerk
over het gehele stuk land volledige vrije beschikking
zou hebben honderd jaar na het overlijden van mej.
J. P. Steengracht. Dat zou dus zijn in 1952. Vóór die
tijd moest de grond om de grafheuvel beplant zijn met
houtgewas. Hierdoor kreeg het plantsoen bij de bewo
ners van Grijpskerke de naam van Steengracht's bosje.
woord van laten dank) in De Gids, 74, 1910, II, blz. 282-284.
Zijn mededeling over Multatuli's invloed in Dreischor vindt men
in Levensbouw, blz. 107.
Wat ik over de Ghijsens meedeelde berust op hetgeen hun
dochter dr. H. C. M. Ghijsen zich uit gesprekken met haar
ouders herinnert.
Over de betrekkingen van Harm de Raaf tot Multatuli schreef
K. ter Laan in: Multatuli en twee van zijn discipelen, Mansholt
en De Raaf, met brieven van en over Multatuli (Leiden, 1949).
Ik zou dit artikel niet hebben kunnen schrijven, als niet velen
mij daarbij geholpen hadden. Enkelen van hen noemde ik al.
De heer P. Spigt opende mij de toegang tot het Multatuli-
museum. De heren C. Postma, archivaris van Zierikzee, en
H. E. S. Sinck, chef van de le afdeling ter gemeente-secretarie
van Zierikzee, deelden mij waardevolle gegevens mee over Mul
tatuli's optreden aldaar. De heer Postma stond mij de foto van
het huis der Mulock Houwers uit de Hisforisch-topografische
atlas van Zierikzee ter reproduktie af. Mr. Anne Bolle heeft
mij veel verteld en geschreven over de familie Mulock Houwer;
door haar kwam ik in contact met mevrouw E. LutjensMulock
Houwer (Epe), de kleindochter van ,,mijn Mevrouw Mulock
Houwer". Haar dochter mejuffrouw L. F. Lutjens vergrootte de
foto van haar overgrootmoeder, waardoor deze bij dit artikel
gereproduceerd kon worden.
Door de inundatie in oktober 1944 stierf het houtge
was. Het zeewater spoelde de grond, die de grafsteen
bedekte, grotendeels weg, zodat de zerk voor een
deel zichtbaar werd. De ondergetekende heeft dat zelf
geconstateerd. Na de drooglegging werd de grafheuvel
wat opgehoogd en werden er omheen enige jonge
populieren geplant.
De Herverkavelingscommissie wilde in 1952, dus toen
het gehele stuk land ter beschikking van de kerk
kwam, het terrein egaliseren en daarbij het bosje doen
verdwijnen. Wijlen burgemeester Bouwman en de heer
J. C. Cevaal hebben zich daartegen met hand en tand
verzet. Het Steengracht's bosje is dus blijven bestaan
en de herinnering aan zijn aanplanting.
Het land wordt ten bate van de kerk verhuurd. Daar de
weg naar het Munnikenhof door de gemeenteraad
Steengrachtsweg is genoemd en het Steengracht's bosje
blijft bestaan is de naam Steengracht aan de vergetel
heid ontrukt, hetgeen wel niet de bedoeling van de
laatste bewoners van de buitenplaats Munnikenhof is
geweest blijkens hun zonderlinge begraafplaats.
Ritthem B. J. DE MEIJ
13