J. P. Jongschaap: „Oude Stad" Cézanne vallen, onvermijdelijk. Doch dat was tevens een veroordeling. Van Cézannes helderheid, kleur, strakke bouw (en dat na een eeuw, zo zoetjes aan!) was niets over in deze grijze, vage en vale, slappe stukjes waarvan „Viaduct bij Apt" nog het meeste kon bevre digen. Doch kijk daar eens naar de luchtpartij een techniek die men hoogstens „ingevuld in grondverf" kan noemen. Men verwacht zo'n partij bij een amateur. Die kwalificatie kwam ook bij ons op bij het beschouwen van het werk van Cora van Citters uit Burgh. In „Vrou wenportret" was het karakter van de uitgebeelde dame wel goed uit de verf gekomen, doch verder was er niets in dit stukje dat zou doen vermoeden dat men hier voor het werk van een ,,beroeps"schilderes stond. Het zelfde geldt voor „Tableau" een aardige visie op een bonte groep dode zeevogels, van boven-af gezien. Wel fors neergezet, doch onwillekeurig trok onze blik tel kens weer naar de slechtgeschilderde bek van de tafel eend boven, wier snavel perspectivisch (omhoogste kend) weinig geslaagd te noemen was, en dan, met het oog het werk aftastend, stuitte men telkens op onvol komenheden die eenvoudig niet voor mogen komen in een werk dat men voor een fiks bedrag te koop aan biedt. Ook het „Mansportret" laboreerde aan doodge wone fouten: in dit vrij realistisch getekende portret van een blijkbaar zieke jonge man met uitgebluste ogen was de spier- en schedelstructuur heel zwak, dilettan tisch. Cora van Citters geeft vat op zich doordat zij zo traditioneel werkt, men kan bij haar de tekortkomingen en gebreken aanwijzen, discussie is mogelijk. Dat is al moeilijker bij Piet de Bodt (Zaamslag) waar de vormen reeds tamelijk ondergeschikt worden aan de visie. Zijn „Haven" en „Stalinterieur", geschilderd in vette, don ker glimmende kleuren die toch het idee „helder" overbrengen, zijn innerlijke visies van een haven en een stal. Heel sombere en donkere visies, nog al leeg, helaas. Men verveelt zich er spoedig bij raadsel en poëzie ontbreken. Men kan hoogstens zeggen dat deze schilderijen, hoewel ze van een krachtige persoonlijk heid getuigen, toch overredingskracht missen. Moeilijker nog is het te zeggen waarom het werk van Volkert van de Willigen uit Boschkapelle ten enenmale onder de maat blijft. Het is machteloos en vormeloos. „Profeet" hing van hem op, twee tekeningen lagen in een map. Kwam men ze tegen, bladerend i.n een teke ningenmap van leerlingen van een middelbare school, men zou mogelijk zeggen: aardig. Van Liesbeth Binkhorst (Middelburg) hing er éen on beduidende tekening, een meisjesportret (buiten catalo gus) en een groot, serieus opgezet werkstuk, het olie verfschilderij „Stad". Serieus opgezet want het is moeilijk, dit schilderij als een voltooid stuk te aanvaar den. Hoewel de opbouw sterk bedoeld is, is de innerlijke structuur zeer zwak, vormeloos gebleven. Grote stuk ken, vooral links boven, kwamen niet boven de schets, de opzet, uit. Doch ook links- en rechtsonder en vooral in de middenpartij, rammelde alles. Dit grote rood- oranje doek zou, mits ongeveer elke vierkante centi meter opnieuw bewerkt werd en de kleur ook wat dringender, helderder gehouden werd, indrukwekkend kunnen worden; zoals het nu is lijkt het de boeiende, veelbelovende opzet voor een schilderij dat nog gebo ren moet worden, waaraan mogelijk nog maanden en maanden moet worden gewerkt. M.a.w. Liesbeth Bink horst, die kennelijk durf heeft, mag het bij dit opper vlakkige, vluchtige niet laten! Jan Jongschaap uit Zierikzee was met slechts twee werken vertegenwoordigd. „Herfst", een te verwaar-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 22