Tussen Duiveland en St. Philipsland liep het Zijpe
aanvankelijk veel oostelijker. In de 18e eeuw drong
de geul echter gevaarlijk naar de Duivelandse kust op.
Op Tholen zijn de oudste polders die rond St. Maar
tensdijk, Scherpenisse, Poortvliet en Schakerloo, vier
van de vijf eilanden Stavenisse was het vijfde
waaruit het Thoolse gebied duizend jaar geleden be
stond. Tussen Poortvliet en Schakerloo liep de Striene,
oudtijds de grens tussen Zeeland en Brabant en ver
binding tussen Schelde en Maas. Zij werd omstreeks
1220 afgedamd. Tot 1556 werd Tholen toen door de
Pluimpot in twee helften verdeeld.
In 1487 wordt St. Philipsland bedijkt. Het had veel van
stroomaanvallen te lijden en in 1530 en 1532 ontving
het de genadeslag. In 1645 is het herdijkt; het kreeg
toen zoals Noord-Beveland een moderne rechthoekige
verkaveling. In 1847 werd de Anna Jacobapolder er
aangehecht, tezamen met de Kramerpolder, die eigen
dom was van Abraham Caland en zijn vrouw jonk-
vrouwe W. H. Schorer.
Landverlies en stormvloeden
In de sectie over het landverlies wordt een overzicht
gegeven van de dijkvallen en oeverafschuivingen. In
het vallenregister van de Rijkswaterstaat zijn na 1800
ongeveer 1000 vallen en afschuivingen geregistreerd,
waarvan 130 op Schouwen-Duiveland (de meeste tus
sen 1800 en 1880), 150 op Tholen (waarvan een klein
deel tussen 1800 en 1880), geen op St. Philipsland (en
240 op Noord-Beveland, ook met een relatief klein
deel in de 19e eeuw). De meeste vallen waren beperkt
in omvang. Op Tholen had de grootste een omvang
van 426.000 m3 (1946 bij Gorishoek); op Schouwen-
Duiveland waren er vallen van 831.500 m3 in 1892 en
621.000 m3 in 1920, beide bij Ouwerkerk. De laatst
beschreven val betreft 200.000 m3, weer bij Ouwer
kerk, in 1958. Daarnaast zijn er nog de plaatvallen die
optreden aan de plaatzijde van de geul. Zij kan tot
verondiepingen van 10 meter en meer leiden en de
geul landwaarts doen opdringen.
Er is een overzicht van de stormvloeden. In 1682, 1715,
1825 en 1953 werd de gehele polder Schouwen ge
ïnundeerd. Voor 1953 is er een kaartje met de dijk-
bressen. Ook Tholen werd in 1682, 1715, 1808 en
1953 ernstig getroffen, St. Philipsland in 1530, 1532 en
1953. Van de stormvloed van 1953 is een verslag
opgenomen. Bij het hoofdstuk over de verdediging
tegen het water komen de dammen ter sprake, o.a.
die ten westen van het Havenplein van Zierikzee en de
Slaakdam die St. Philipsland in 1884 voor 334.760,—
of f 121,— per strekkende meter aan Brabant klonk.
De strijd tegen het binnenwater heeft te maken met
de situatie, waarvan een kaartje de vroegere en de
nieuwe situatie weergeeft.
Cultuurgeografie
Een boeiend hoofdstuk is het in cultuur brengen van
de grond, van stelberg naar stad en platteland. In 1897
had Schouwen-Duiveland nog 32 vluchtbergen, Tholen
9 en St. Philipsland 1. Zij zijn bijna alle verdwenen.
Etappes in de kolonisatie vormen de kloosters en de
kastelen die, op Moermond na, ook zijn verdwenen.
Wij treffen een overzicht aan van boerderijen en hun
namen, van plattegronden van dorpen (ringdorpen,
polderdorpen en overgangsvormen), van de steden
Zierikzee, Brouwershaven, Tholen en St. Maartensdijk,
de molens (het nieuwe molenboek van Van Hoogstraten
is reeds gebruikt), de meestoven, de eendenkooien, van
landbouw en industrie, visserij, de openbare nutsvoor
zieningen, de P.T.T., het vliegveld van Haamstede (van
1931) en de recreatie.
Communicaties
Het laatste hoofdstuk behandelt de communicaties en
het deltaplan, met de 23 havens in Noord-Zeeland en
de geschiedenis van de wegen. Er waren drie tollen
op Schouwen-Duiveland en drie op Tholen. In 1900
werden de laatste rijkstollen bij wet afgeschaft, in 1909
de provinciale tollen. In 1966 zal er weer een tol zijn
op de Oosterscheldebrug! Dan zijn er de tramwegen
en de veerdiensten. Het Thoolse veer in bezit van
23