Het begrip sport is een niet gemakkelijk te definiëren vorm
van menselijk bezig zijn. Zo zal de spelende mens op de
sportvelden de sport met andere motieven benaderen, dan de
toeschouwer op de tribune of de „sportman" voor wie de
uitslag van wedstrijden in belangrijke mate bepalend is voor
zijn gespreksstof. Ook heeft de sportbeoefenaar aan de top
meestal gecompliceerder leidmotieven voor zijn recreatie of
zijn betaalde bewegingskunst dan de judoka, die zijn over
winning met een geslaagde worp als een prettige ervaring
voelt, maar die een plaats in het nationale team volkomen on
beroerd laat. En voor de commerciële leiding van een sport
paleis gelden andere normen, dan bijv. voor de overheid van
een kleine gemeente, die de al zo lang verwachte sportvelden
zo snel mogelijk wil realiseren. Vooral daar, waar cultuurpa
tronen veranderen door de stroomversnellingen van onze tijd,
evolueert het verschijnsel sport naar kern, omvang en ver
schijningsvorm. Het klassieke voorbeeld van de sport der
Grieken, de riddertoernooien van de Middeleeuwen en de
sportbeoefening der aanzienlijken tijdens de Renaissance zijn
theoretisch wel, praktisch vrijwel niet te vergelijken met de
sportbeweging van onze tijd. In de loop van de twintigste eeuw
is het aantal direct of indirect bij de sport betrokkenen enorm
gegroeid. De hoeveelheid vrije tijd (nog maar enkele tientallen
jaren geleden een verworvenheid van een betrekkelijk kleine
bovenlaag van de bevolking) is voor grote groepen belangrijk
toegenomen. Vooral hierdoor en zeker via de nu vrijwel overal
functionerende communicatiemiddelen is de belangstelling
voor de sport mondiaal geworden. Het is interessant na te
gaan welke onderlinge relaties tussen kern, omvang en ver
schijningsvorm van de sport zijn te onderkennen. Dit is ook
in sterke mate in cultuur-historisch opzicht van waarde.
Op de convergerende en differentiërende aspecten (dr. Mier-
mans) van de sport zullen we hier niet ingaan. De schomme
lingen van beide in het geheel van verschillende cultuurpatro
nen kunnen moeilijk in dit verband worden gevat. De ont
wikkelingsgang van de sport geeft niet alléén uitbreiding van
belangstelling te zien, maar ook duidelijke verschuivingen in
de verschijningsvorm. Plaatsbepaling is zeker een zaak van
dwingende noodzakelijkheid, vooral indien we aannemen, dat
de sport van bewegingsactiviteit mede tot een „passief" massa-
recreatiemiddel uitgroeit. In hoeverre hebben we hier te maken
met een normaal sociaal verschijnsel, waarin een legale uit
laatklep van het driftleven en het ondergaan van compenseren
de gevoelens tijdens het meebeleven van sportwedstrijden van
dezelfde belangrijke orde zijn als de ervaringen van de mens
die als mede- en of tegenspeler tot bewegingsactiviteit komt.
Zijn de actieve en passieve sportbeleving beide als gelijk
waardige componenten te benaderen, behoeft de ene pool
meer aandacht dan de andere of zijn beide van te geringe
31