betekenis om ons er druk over te maken? Beantwoor ding van deze of andere vragen dwingt tot een nadere omschrijving van begrippen. De ontwikkeling en be tekenis van de sport zijn echter rijk aan facetten. Een enigszins hanteerbare definitie van het totaal beeld is vrijwel onmogelijk. De historische beelden van de sport, te weten vanaf in oorsprong het be wegingsspel in wedstrijdvorm, gegroeid via sportvor- men ter stimulering van de volkskracht en groeps- idealen en de streng georganiseerde en gereglemen teerde wedstrijdsport tot de betaalde sportbeoefening, zijn niet onder één noemer te brengen. Na een, in dit verband uiteraard summiere omschrijving krijgen termen als spel, lichamelijke opvoeding en training wellicht meer reliëf. Sportbeoefenen is een cultuur-gebonden vrij menselijk handelen, waarbij beweging, wedijver, spelmotieven, doelgerichte prestatie, ontspanning en spelregels te zamen de activiteit bepalen. Geen van deze elementen kan worden gemist, terwijl in het geheel van het spanningsveld een te grote accentuering van één van de elementen het begrip sportbeoefening doet ver vagen. Van sportbeoefening kan moeilijk sprake zijn als het bewegingselement in fysiologische zin moeilijk te herkennen is. Dammen, schaken en bridgen wor den in de journalistiek in de sportrubriek gerangschikt; in engere zin is hier meer sprake van wedijverende denkspelen. Onderlinge wedijver ligt in de sportsfeer besloten. Daar waar de conditie-training zich uitsluitend richt op het herwinnen, behouden en verbeteren van een normaal fysisch kunnen (bij huisvrouwengymnastiek en oefe ningen voor bejaarden is dit o.a. het geval) missen de lessen het typische sport-eigene. Het spel in de sport heeft de neiging steeds ernstiger te worden. De reglementering en organisatievormen groeien vooral door het in competitieverband beoefe nen van de sport tot steeds dwingender bepalingen, waardoor het spontane bewegingsspel wordt ingedamd. Zo kan het spelen van een bal vanuit iedere denkbare positie, of vanaf elke willekeurige plaats, voorafgegaan door een volkomen vrije bewegingsvorm, de sportiviteit schaden en in veel gevallen het spelen van een bepaald spel onmogelijk maken. Bij georganiseerde sportbe oefening is aan reglementering dan ook niet te ont komen. Anderzijds kan het beheersen van bewegings vormen, die door de regels van het spel worden toegestaan, lustgevoelens opwekken, die een extra dimensie aan het spel geven. In de praktijk van het spel blijkt duidelijk, dat het spontane karakter van het spelen door de spelregels niet wezenlijk wordt aan getast. Het zich financieel-economisch betrokken weten bij de uitslag van wedstrijden maakt het spelen in de ware zin des woords niet wel mogelijk. Maar ook op dit punt is definiëren gevaarlijk. Het is niet houdbaar te beweren, dat in de betaalde sport geen waarlijke speelsheid is te ontdekken. Spontaniteit en vreugde zijn bij de sportman, amateur of professional, nog steeds waarneembaar. Wil men theoretisch vasthouden aan het spelmotief ludieke geest", prof. dr. J. Hui- zinga), dan komt een beschouwing over het fenomeen sport van deze tijd wel buiten een gegroeide realiteit te staan. De invloed van het publiek en van de be taling van sportprestaties zijn echter vaak factoren, die tot pessimisme aanleiding geven. Het is bijzonder waardevol, dat cultuur-historici in dit opzicht de vinger op de wond leggen. Het getuigt van een oppervlakkig inzicht, dat een deel van onze intelIigentia de be denkelijke zijden van de sport als één van de polen van cultuur-degeneratie bestempelen. Men duidt dan op uitwassen, die ook en zelfs beter in positieve zin kunnen worden benaderd. Het zal blijken, dat oorzaken van buitensporigheden voor een groot deel buiten de sfeer van de sport zijn aan te wijzen. Onderlinge wedijver leidt tot een objectief prestatie peil. Het menselijk kunnen in de sport schijnt geen grenzen te kennen. Records worden steeds weer ge broken, terwijl we ons kunnen afvragen of ooit een hoogste punt van kunnen zal worden bereikt. De top prestaties in de sport zijn belangrijk nieuws voor een zeer groot sportpubliek. Het landen-klassement van de Olympische spelen schijnt een waardemeter te zijn van land, volkskracht, sociaal klimaat, politiek stelsel, kortom van het cultuur-niveau. In hoeverre men hier cultuur en cultus verward heeft moet op deze plaats maar een open vraag blijven. In ieder geval zal de beantwoording een zeer genuanceerd onderzoek vra gen. Het meer kunnen presteren dan de ander is een basis-element van de sportbeoefening. De topprestaties van de kleine selecte groep zijn naar wezenlijke waarde gezien van geringer betekenis dan de prestaties van de velen buiten het gezichtsveld van de publiciteit. In de betekenis, die de sport heeft voor de massa, ligt de grote kracht van de sport, waarbij top-figuren in de lens van de camera een katalytische functie hebben in het proces van de vermeerdering van de belangstelling. De subjectieve prestatie is een vormend aspect van de sport. Niet het meer kunnen dan de ander wordt dan uitgangspunt, maar door het met volledige inzet van alle krachten verbeteren van eigen mogelijkheden geeft de mens de stoot voorwaarts aan zich zelf. Vooral in de sport-training en in het bijzonder in de lichamelijke opvoeding is de verbetering van het per soonlijk kunnen van primaire betekenis. In de sport- training is de verbetering van conditie, weerstand, doorzettingsvermogen, coördinatie, techniek en tactiek doelgericht. Het verhogen van de prestatie gebeuri steeds met de achtergrond van wie of welk team de overwinning zal behalen. Bij de lichamelijke opvoeding staat prestatieverhoging primair in het teken van de beginselen, normen en idealen van het opvoeden. In het zich bewegen, zich oefenen, zich ontspannen, zich lichamelijk vormen is het kind op weg naar een zo hoog mogelijk einddoel. Het element prestatie is in de pedagogische begeleiding van de lichamelijke vorming slechts middel, nooit doel in zich zelf. Wel is de sportbeoefening in het totaalbeeld van de lichamelijke opvoeding een praktisch hulpmiddel gebleken. Zodra echter de leraar lichamelijke opvoeding vrijwel uit sluitend zijn leerlingen als sportcoach, trainer benadert, verwordt de lichamelijke opvoeding van de school tot een voorschool van de sportbeoefening. Bij een poging van J. M. J. Korpershoek doel en plaats van de licha melijke opvoeding in de huidige cultuur-omstandig- 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 36