H Zeeuws Tijdschrift
Jhr. Auguste Francois
Charles de Casembroot
NUMMERT 15e JAARGANG 1965
17 december 1906
In 1955 wijdde het Zeeuws Tijdschrift een geschre
ven profiel aan jonkheer meester Auguste Francois
Charles de Casembroot. „Zijn huis stond in Mid
delburg, op de Loskade vlakbij de toenmalige
aanlegplaats van de provinciale boot naar Zierik-
zee. Dat betekende een eerste vroege kennis
making met een provinciaal probleem: de boot
diensten daarnaast waren er vele
contacten: zijn vader was lid van Gedeputeerde
Staten, een oom regeringscommissaris voor de
bootdiensten en een broer ambtenaar op de pro
vinciale griffie." Alzo werd hij ongeweten voor
bereid zijn leven, zoals zijn voorouders, te wijden
aan de provincie Zeeland.
Een levensschets van de overledene kan niet beter
worden vervat dan in het staccato, waarin hij zich
geestig of eruptief, zakelijk en huiselijk
placht uit te drukken. En vaak dringt zich dan het
contrapunt of de schijnbare paradox op. Regent is
hij genoemd, maar dan dynamisch en ambulant.
Aristocraat was hij en patriarchaal, maar tevens
populair, snel ontroerd en alledaags in de goede
zin. Een verlegen lach kon zijn mond tekenen;
zij werd schielijk verdrongen door een laconieke
resoluutheid. Het byzantinisme waarmee hij werd
omringd haatte hij, zonder dat hij het kon over
winnen. Geen man die direct uitmuntte in het
leiden van teamwerk, maar op dit gebied toch
intens wist te inspireren. Want allen die zo gepas
sioneerd werken aan de toekomst van Zeeland
en die soms andere middelen hadden willen ge
bruiken zij hebben in hem de legitimiteit van
hun streven gevonden.
Voor wie hem van nabij jaren lang hebben mogen
meemaken leek hij een open boek. Een improvi
serend man van de actie tot aan de zware slijtage
toe; dan ook soms minder efficiënt in zijn mid
delen. Een scherp oog voor het concrete, voor de
nuance die statistieken verbergen; menig „des
kundige" bracht hij in verlegenheid door zijn
onverwachte vraagstelling. In discussies over de
aard van het burgemeesterschap zoals hij dit zag
placht hij te stellen: een burgemeester behoort
een burgervader te zijn; een secretarie met loketten
was hem een gruwel. Zij die zich hier met een
bedrijf hebben gevestigd hebben kunnen ervaren
dat zijn gezegde dat Zeeland overzichtelijk genoeg
- 10 februari 1965
was om van hun persoonlijke kwesties kennis te
nemen geen loze kreet was. Zijn intelligentie was
ondergeschikt aan zijn instinct dat hem vaak de
juiste weg wees. „Deskundigen" hebben vaak er
varen hoe vrij hij hen liet, om na een waarschuwing
zelf op het beslissende moment in te grijpen. Zijn
ongekend talloze relaties wist hij dienstbaar te
maken aan zijn gewest. Hoe gastvrij kon hij zijn
gasten thuis ontvangen. Opgewekt en enthousiast
altijd verlieten zij zijn woning. Hoe ouderwets en
solide tegelijkertijd was zijn sociaal gevoel. In
zakelijke gesprekken leek hij niet uit te munten
in zakelijkheid, maar in de hartelijke sfeer van
het „nabroodje" bleek hij de zaken niet vergeten
te zijn.
Is het wonder dat hij het beste paste in een soort
„staat van beleg", in de bezettingstijd en tijdens
de rampen. Pas aan kon een ieder waarnemen hoe
hij instinctmatig besef van „public relations" had.
Niet de geringste van zijn betekenissen voor onze
provincie was dat hij Zeeland naar binnen tot
meer eenheid wist te smeden, een essentiële taak,
en dat hij naar buiten de beeldvorming enorm
heeft beïnvloed. Kan men zich een Commissaris
der Koningin herinneren aan wie pers, radio en
televisie zoveel aandacht hebben besteed?
Een Bourgondisch mens is hij genoemd. In het
voorgaande zijn eigenschappen genoemd die deze
kenschets ten dele waar maken. De aard van zijn
vriendschappen, het hoogschatten van de zelf
standige waarde van een ding of een geval, het
zwart-witschema, een zekere suggestibiliteit, de
vage grens tussen ernst en „soi-disant", de strijd
lust, het zijn alle aspecten van de Bourgondische
mens in de herfsttij der Middeleeuwen. Maar ook
hier moeten wij het contrapunt benadrukken. In
veel was de overledene het tegendeel. Voor hem
betekende cultuur in de enge zin een plaatsver
vangend leven, waarmee hij geen genoegen kon
nemen. Als zuivere Bourgondiër zou hij zich trou
wens niet zo duidelijk een weg hebben kunnen
banen in het eigentijdse.
In jonkheer De Casembroot, die van de oprichting
af voorzitter van het Zeeuws Tijdschrift is geweest,
herdenken wij een singulier man die zijn leven in
dienst heeft gesteld van een provincie waarvan hij
land en volk met hartstocht heeft bemind.
1