De Concertzaal op de Groenmarkt te Middelburg
het voortdurende heen-en-weer-gereis hem vermoei
den en de snel verouderende man aftobden.
Op de eerste maart 1878 sprak hij in de Concert
zaal (destijds op de Groenmarkt in het gebouw
waar nu de Rijkspolitie is gehuisvest) in Middelburg;
de toegangsprijs bedroeg 1,50 voor die tijd een
heel behoorlijk bedrag. Het verslag in de Middel-
burgsche Courant van 4/5 maart is van de hand
van Hendrik Lodewijk Frederik Pisuisse (1840-1907),
die in 1874 Abrahams was opgevolgd ais hoofd
redacteur. In Het Leeskabinet had hij een artikel
over Multatuli gepubliceerd dat ongeveer in dezelf
de tijd als de lezing verschenen moet zijn; het was
wel niet zonder kritiek Pisuisse verweet hem
ijdelheid en wispelturigheid maar getuigde tege
lijk van grote waardering. Diezelfde waardering
sprak ook uit het verslag van de lezing die Multa
tuli over de poëzie hield, al bepaalde Pisuisse zich
daarbij tot het geven van zijn indrukken. Hijzelf
was er trouwens ook tevreden over; „de lezing
gist'ravend was zeer goed", schreef hij de volgende
dag (zijn 58ste verjaardag) aan Mimi uit het huis
van mr. Jacques de Witt Hamer, „een der aange
naamste en knapste menschen, die ik ken", en bij
wie hij „allerprettigst" gelogeerd was. Een zestal
Middelburgers, waaronder Pisuisse, waren na de
voordracht nog tot ongeveer één uur in de nacht
met Multatuli samen onder een glas wijn Multa
tuli dronk thee en spraken er over Goethe en
Molière, over Mina Kruseman en Van Vloten, over
de definitie van de cirkel en over de gemeenschap
pelijke oorsprong van alle talen, over de waarde
van de vorm in kunstwerken, over de betekenis
die men aan het oordeel van het publiek moest
hechten in zaken van kunst, en over de Nibelungen-
trilogie van Wagner. De volgende dag de dag
waarop hij acht en vijftig werd sprak Multatuli
in Goes.
Joh. L. van der Pauwert, de hoofdredacteur van de Goessche
Courant wat hij in 1883 van de Middelburgsche Courant zou
worden schreef er in enthousiaste bewoordingen over. ,,Zij,
die er geweest zijn", zo beëindigde hij het verslag, „zullen het
met mij eens moeten zijn, al stemmen zij wellicht niet, zoals ik,
in vele ideeën met Multatuli in, dat een groot denker Zater
dagavond schoone heerlijke bloemen over ons heeft uitgestort,
en dat wij veel hoorden, wat nadenken meer dan dubbel,
dubbel waard is. Dankbaar toonden allen zich dan ook door
luide toejuichingen". Van der Pauwert heeft hem klaarblijkelijk
na de lezing nog gesproken en hem de volgende morgen naar
de boot gebracht: „toen ik", schrijft hij aan het slot van zijn
verslag, „hem Zondag tot afscheid de hand drukte, deed ik
het noode, en versterkt in de meening: die man heeft geleden,
gedacht, gewerkt en gestreden op dit ondermaansche, zoals
slechts zeer, zeer weinigen doen. O, mochten zijne ideeën steeds
rijker vruchten dragen!". „Hij zou niet zóó durven schrijven
als-ie niet wist dat het publiek het met hem eens was", schreef
Multatuli aan Mimi en sloot bij zijn brief het verslag in. „Ze
waren inderdaad lief te Goes".
Nooit was ik ergens aangenamer
dan te Zierikzee
Van Goes reisde hij naar Zierikzee, niet om er te
spreken, maar om er mevrouw Mulock Houwer op
te zoeken, ,,'t Regent uitnoodigingen", had hij eind
februari aan zijn vrouw geschreven. „Maar Zierik
zee moet aangenomen worden. Mevrouw Mulock
Houwer heeft me gevraagd in 'n aIlerliefsten brief
dien ik je zenden zal. Ik heb er op getelegrafeerd:
„Dan kom ik te Zierikzee, al zat de rail vol duvel
tjes!"" Deze Zierikzeese vriendin van Multatuli was
Elizabeth Leonardo Mulock Houwer-Sijrier (1816-
1887). Zij was op 11 april 1835 in Alkmaar getrouwd
met Mr. Willem Hendrik Mulock Houwer (1804-1860)
die daar toen een azijnfabriek had, maar in 1838
met zijn jonge gezin naar Oost-lndië trok. Naar
alle waarschijnlijkheid is hij daar advocaat geweest,
wat hij ook bij de geboorte van zijn drie zoons in
Alkmaar telkens als beroep opgaf. Hij overleed in
1860 in de afdeling Ngawi, dezelfde afdeling waar
heen Multatuli in 1856 werd overgeplaatst na zijn
conflict met de resident Brest van Kempen van
Lebak. Men weet dat hij deze overplaatsing niet
geaccepteerd heeft, in april 1857 naar Nederland
is vertrokken en Nederlands-lndië nooit heeft terug
gezien. Bij de een of andere gelegenheid zal hij
het echtpaar Mulock Houwer ontmoet hebben, maar
ik heb niet kunnen uitvissen wanneer en waar dat
gebeurd is. Na de dood van haar man is de we
duwe in Indië gebleven, waar ook de zoons carrière
maakten. Pas in 1877 is ze gerepatrieerd; in juli van
4