Tapuit wen. Komen de zilvermeeuwen te dicht langs, dan suist het deze piraten onvervaard tegemoet en doet ze afdeinzen. Het weet zich tussen de meeu wen best te handhaven. De scholekster. Zwartbonte vogel, die zijn opval lende kleuren dankt aan zijn forse, fel oranje-rode snavel, vleesrode poten en zowaar ook nog aan het rode kringetje om het oog. Hij is een ware cosmopoliet, hij nestelt op bouw- en weiland, schorren en zandplaten, op de hoogste duintoppen, in de diepste ravijnen, hij past zich overal aan. Het nest is weer een kuil in het gras of in het zand, waarin hij zijn drie of vier leemkleurige, zwartge vlekte, grote eieren heeft. De op duinruggen en richels liggende eieren rollen niet zo heel zelden naar beneden, als de harde wind de randen van de nestkuil wegblaast. Ook de scholekster schijnt zich tussen de zilvermeeuwen best te kunnen hand haven. Ofschoon niet bepaald karakteristieke duinvogels komen in onze duinen toch enkele kiekendieven als broedvogels voor. Hef zijn de grauwe en de bruine kiekendief, de eerste meest in twee paartjes, de tweede als eenling, terwijl deze bruine menig jaar verstek laat gaan. Deze nestelt graag in het riet, de grauwe gewoon in het gras op de grond. Een zangvogel, zeer eigen aan het duin is de grauwe klauwier, waarvan hef mannetje een onzer mooist gekleurde vogels is. Deze klauwier kwam vóór de stormramp 1953 niet talrijk voor in de meidoornstruiken waarin hij ook zijn nest bouwt, langs de binnendijken op ons eiland, maar is buiten het duin daar sinds niet meer ge zien. Hij heeft de hebbelijkheid de insekten, die hij grijpt, aan scherpe doorns te spietsen. Zijn bio toop moet dus doornstruiken bevatten. De „slacht partijen" moeten, naar het heet, als regel negen insekten tellen, vandaar zijn tweede naam van negendoder. Een voor het duingebied karakteristiek zangvogel tje is nog de tapuit, die een mooi afgewerkt nestje bouwt in een verlaten konijnenhol. Er komen vijf mooi-blauwe eitjes in. Men ziet in de zomer vooral langs de zeedijken tapuiten vliegen, maar een nest vond ik buiten het duin nooit. En nu, het slotwoord kan kort zijn: Hoe de zee- en duinvogels, zo talrijk in soorten, zullen reageren op de te voorziene steeds wassende stroom van toeristen, zullen we moeten afwachten. Ter nagedachtenis van onze medewerker Johannes Vijverberg Johannes Vijverberg is ons op donderdag 15 april 1965 ontvallen, op de leeftijd van 84 jaar. Wij eren in hem een groot kenner van het vogelleven van Schouwen-Duiveland, één van de eerste vogelfoto grafen van ons land. Hij was een bijzonder man, die zelf zijn toestellen bouwde en zich in een oude T-Ford uit de jaren twintig voortbewoog. Van de Vogelwacht op het eiland was hij één van de op richters, als ornitholoog was hij ook elders bekend. Enige tijd voor zijn dood stuurde hij hef stuk dat wij in dit nummer als openingsartikel afdrukken. Hij plaatste in totaal zeven stukken in hef Zeeuws Tijdschrift, achtereenvolgens Dijkwafer-idylle (1958), Herinneringen aan het verloren Kakkersweel (1959), De eendenkooi van Ellemeet - In memoriam (1961), Om en bij 't Heerenhof (1962), De vogelinlagen van Schouwen (1963), de bijdrage in dit nummer en buiten deze serie om: Oosterlanders in de „grande armée" van Napoleon (1961). Wij prijzen ons gelukkig dat het Zeeuws Tijdschrift dit alles uit zijn rijke kennis heeft mogen vastleggen. Op 5 januari jl. schreef hij de redactie zijn laatste brief. Hij deelde mee dat hij zijn laatste bijdrage gaarne in ons tijdschrift zag afgedrukt, „als tast bare herinneringen aan mijn zwerftochten". Ge zien de financiële toestand van het Zeeuws Tijd schrift wilde hij de bijdrage gratis afstaan. Zo zal het helaas moeten zijn. Zijn ereloon zij onze blij vende dank. 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 10