den, als hij zijn posities te verdedigen kreeg. Zo bv. die keer, dat ik een ietsje te vlug was met hem voor het socialistische karretje te spannen. Toen werd ik zeer precies en grondig op de vingers ge tikt. Overigens was dat de volgende keer alweer even gul vergeven, toen ik de slag aan de Boyne in een verband bracht, waar nog geen jongetje aan ge dacht had. Jammer, dat ik de laatste maanden van de H.B.S. me in de meest letterlijke zin van zijn lessen afgekeerd heb ik had genoeg van de theorie en wilde geld gaan verdienen of hij het helpen kon dat de school me een gevangenis werd! Hij merkte het niet eens, óf hij was zo wijs het te negéren, ik heb hem later nog eens mijn excuus aangeboden voor mijn onhebbelijkheid excuus maken is af en toe mijn dagelijks brood geweest toen hij tachtig werd. Hij was toen wel vrij broos, zo echt die zielige voze zachtheid van heel oude mannen, maar zijn humor en levenslust hadden hem kennelijk nog niet begeven. Ze waren wèl gefun deerd, in wijsheid en inzicht waarschijnlijk niet min der dan in een robust corpus. Curieus, hoe grote zekerheden hij verkondigde en hoe sommige daar van daar nu gewoon in puin geschoten liggen. Wat is er van zijn economie over het was nog in de jaren vóór Keynes, de gave gulden van Co!ijn zelfs was nog verre, van Lieftinck, van in- en deflatie- kraantjes hadden we nog nooit gehoord, we leef den, politiek gesproken, nog dichter bij de Zeeuwse aristo-socialisten, die Tak (van Poortvliet?) en de Jonge (van Ellemeet?) heetten, dan bij een Troelstra. Talma en de spoorwegstaking van 1903, dat waren onze „features" en ik zie ze nog, de breede rijen donkerblauwe uniformen van de opgeroepen lich tingen toen, op het Molenwater. Maar met de Fran se Revolutie heeft hij me regelrecht bij Jaurès doen belanden en dat is geen verlies geweest. En zijn Staatspensionering is dan toch maar een eind op streek. Ik denk, dat Ome tegenwoordig af en toe uit de Hemelen naar beneden schouwt, het befaam de lodderoog op de p.vd.a. gericht, wat kritisch soms. Nog één der voor mij groten: Swaters, of wel tekenen. Droog, zakelijk, ironisch, orde, maar niet onaardig. Iets van een maarts zonnetje, prettig wel, maar nog zo mager, hij zal het niet hebben kunnen helpen. Leerplan en eindexamen-traditie waren machtig. Maar als jongen onderscheid je dat niet zo en ik heb hem echt wel verweten, dat zijn hart voornamelijk bij het rechtlijnig verwijlde. Gips en gestyleerde bloemfiguren mijn eindexamenteke ning: een gestyleerde akelei, Jugendstil dat was wel de hoofdschotel; zo eens een potje, een kan netje, een Chianti-fles, dat was al ijselijk modern en ééns hebben we onze krachten mogen uitvieren aan een geranium-in-pot. In de vrije kunsten had hij bepaald niet te veel vertrouwen. Misschien was er toch wel iets waar van die onderstelde voorkeur voor de zaal met de tekentafels. Het rechtlijnig te kenen heb ik met plezier beoefend onder zijn lei ding, ondanks mijn principiële ruzies met de wis kunde. Ik bracht het tot de locomotief in drie pro jecties. De jongens hielden niet van zijn correcties, bij handtekenen. Met één flop van de veer was je gewrocht van het vlak af en dan tekende hij het weer overnieuw, óf precies op de oude lijnen, óf hij verknoeide het hele geval voor eeuwig, dat waren zo de opinies ik zie nóg het geamuseerd wanhopig gezicht van Motké naast me, als Swaters hem zo juist met de puinhopen had laten zitten, zo van „wat moet je nu in 's hemelsnaam met zo iets??" Hij heeft mij nooit onder het mes genomen, hoogstens af en toe een korte, droge raadgeving. Hij leerde me wat hij je met zijn nu eenmaal fataal geboeide handen leren kón. Ik was een meester in het arcerend schaduwen dat kwam van al dat gips horretjes tekenen noemde hij het, als ik het te bont maakte, maar een vaste hand gaf het wel en ik heb door hém al mijn leven enorm „op de gaten gelet". Holten bepalen het beeld, zwijgen alleen treft en rust spuwt beweging, ja dat komt allemaal van Swaters. Later heb ik hem wel eens Kubus horen noemen, dat is niet van onze tijd. Hij accepteerde mijn schets van een partijtje dagjes mensen op het Domburgse strand met maartse gratie en hing haar in de erelijst, maar de gehoop te schouderklop bleef uit. Heeft hij waarschijnlijk nooit ofte nimmer en aan niemand gegeven. Hij was echt nog van de oudere generatie van het jaquet. Ja, een knap deel van onze paedagogen verscheen in jaquet voor de klas deftigheid, ge mengd met huiselijke zuinigheid? er waren wel eens echte afdragertjes bij zo bij die arme de Liefde bv., Duits, een best goeie, tobberige, zachte man, die ons misschien wel gehaat heeft, maar hij was ook zo moe en Duits is een ellendig vak. Men be weerde, dat hij in de war raakte toen hij met pen sioen moest, hij liep toen alsmaar afgetrokken heen en weer te ijsberen voor de klas en we hadden alle maal medelijden. Dat je nu van de sokken moest raken als je je mit nach nachst nebst samst niet meer catechiseren kon, waarom moest zo'n brave mof van de indirekte Rede nu geldzorgen hebben? Arme, murwgemalen man en dan zo'n vormeloos jaquet met je zakdoek ergens in de onduidelijk heden van de achterwereld, wat kan het leven een mens toetakelen. Neen, dan was Picnot van een taaier slag. Pic, een echt Engelsmannetje, die ons melk-zoete Hollands tot een karikatuur van wangeluiden verknauwde en verkromde, niet erg bevorderlijk voor de orde in de klas, een leraar dient zijn lidwoorden ordelijk te hanteren en ze vooral niet met aanwijzende voor naamwoorden te verhaspelen. Pic was eigenlijk een heel deftig mannetje het jaquet was hem nog niet genoeg, hij droeg een kleedjas weet iemand nog wat dat is? ik heb er nog examen in gedaan, candidaats ten minste, in Utrecht, daar was het nog streng: corps in rok, unitas in kleedjas, Ordnung muss sein! En natuurlijk de bolhoed en het para pluutje, ongetwijfeld echt Londens fabrikaat - al leen die bowler had hij bij mijn weten bijna de hele Sepiersstraat niet op, omdat hij aldoor zo plecht statig groeten moest en zijn onberispelijk kale sche- deltje vertonen. Hij gaf in dat opzicht en überhaupt in de vormelijkheden Gerth van Wijk niets toe, hij was nog keuriger had het financieel wat makke lijker waarschijnlijk, geen zoon! om door een 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 20