mompelde hij, terwijl lucifer na lucifer sneuvelde
tot hij aan de gespannen stilte van de klas merkte,
dat er iets los was. Hij was toen wel even kwaad,
dat we niet gealarmeerd hadden. Een enkele maal
kon hij razend worden zonder dat we een even
redig ernstige oorzaak konden ontdekken, een of
andere onverklaarbare furor, daar werd je stil van;
zijn indrukwekkende „ik donder je door de pane
len!" werd een geëerbiedigde legende, we waren
er heilig van overtuigd, dat hij je door het deur
paneel donderen kón! Als regel echter die eigen
aardige, aarzelende, wat gevoileerde stem, die wat
kinderlijk aandoende stunteligheid, dat langzame,
dat je den indruk gaf van een enorme kracht, die
in reserve bleef. De voorzichtigheid van wie vreest,
zijn krachten voluit te gebruiken. Ja, ik heb hem
wel héél goed staan. Was zijn vak zo sappig, om
dat hij zo sappig was? Was de natuurkunde zoveel
droger omdat Japikse zoveel droger was? Ik vrees
het. Een dergelijke manier van waarderen wordt
meestal de meisjes in de schoentjes geschoven,
maar het was bij mij wel niet anders. Jammer,
Japikse was toch zo'n geëerbiedigde figuur, hij was
een eerlijk man, wien de rechtschapenheid op het
gezicht geschreven stond, hij had iets „bieders",
zonder daarbij iets aan gezag te verliezen. Wél
had ook dit zijn zwakke kant: als de Vlissingers
weer eens en bloc te laat kwamen vanwege een of
ander tram-incident er moest nogal eens om
plaatsen gevochten worden in de tram en dan sneu
velde het kacheltje wel eens bij winterdag O
het onvergetelijke gezicht op Motké, zwaaiende een
beroete kachelpijp, daar kan geen Olympus tegen
op! dan werd Cor Spruijt uitgezocht om „den
Ouwe" verantwoording af te leggen. Cor had óók
zo'n rechtschapen karakter. Van hem geloofde
Japikse alles. Het was een Directeur van formaat
en nature, hij was breed! Maar ergens in de buurt
van de wet van Ohm ben ik in zijn vak gesneuveld,
hopeloos, ik kan geen k.w.u. van een ampère of
een volt onderscheiden, nog steeds nieten ik wil het
ook niet meer kunnen. Toch was hij aardig genoeg.
Ik had eens een keer een boutade op zijn vak ge
maakt, op rijm natuurlijk de chemie had ik er
meteen maar bijgepakt, omdat daar zo'n rijke mijn
van rijmwoorden zat Mot had ze me ontfutseld
en las het werkstuk vóór en Japikse heeft er smake
lijk om gelachen, hij was royaal genoeg. Overigens
heb ik toch één groot ding van hem geleerd; dat
kwam van zijn eeuwige refrein: néém potlood en
papier!, zèt het je voor ogen! maak een schema,
een werklijst! Wel, ik kende dat van Moeder al, die
ook altijd met lijstjes werkte, maar vreemde recep
ten zijn smakelijker en ik heb er levenslang plezier
van gehad. In het algemeen denk ik wel eens: het
belangrijkste van wat je op school opstak, dat zat
hem eigenlijk nog niet zozeer in de rijke informatie
op allerlei terrein, als wel in de levens-aanpak, die
je er afkeek, in het karaktervormende, zoals dat
tegenwoordig heet. De meticuleuze zorg van een
Gerth van Wijk, de rijke helderheid van een Borg-
greve, de breedheid van een Japikse, de drastische
duidelijkheid van Ome, het figuur van een „homme
hardi qui ne fut jamais cruel" van een Roel, de
hartsgoedheid van een Kosten, ze hebben je méér
aangedaan dan de feitenkennis, die ze je bijbrach
ten.
Ja, die Kosten. Boekhouden was dat en in de
eerste klasse schoonschrijven. „Wat is de mens,
een bel, een veder, zó stijgt hij op en daalt weer
neder!", dat vond hij mooi en het is het enige, dat
me van zijn schoonschrijverij is bijgebleven. Hij was
een lieve man. Met een zieke vrouw, zeide men, ik
zou bijna zeggen: dat past volkomen in het beeld.
Onderwijzer van origine, ik meen ergens uit de
buurt van Hansweert. Hij was een der eersten in
deze contrijen, die het weggetje uit de onderwij
zersbenardheid naar het boekhouden en zelfs de
accountancy ontdekt hadden, en óf het hun goed
ging! Kosten maakte den indruk dat hij er zelf een
beetje verlegen mee was; het was, alsof hij zich
nog niet helemaal op zijn gemak voelde in deze
omgeving, zijn onmiskenbare dialect droeg daar
waarschijnlijk toe bij. Voelde hij zich nog een beetje
het boerenjongetje, dat hij waarschijnlijk geweest
was? Hij was gereformeerd, zeiden ze, maar hij
was niet het type dat je destijds van dit etiket ver
wachtte, het type uit Albert Hahn's prenten. Integen
deel, het was een eenvoudige goeie man, als was
in de handen van een geraffineerde klasse. Er
werd niet bepaald misbruik van gemaakt in zoverre,
dat hij niet werd gepest, daarvoor mochten we hem
te graag, maar het was een klein kunstje om hem
volkomen op dwaalspoor te brengen en de les te
laten verlopen in een „oeverloos" geklets; mijn
zusje heeft het eens een keer klaargespeeld vrijwel
het hele uur te vullen met discussies over de Maori-
lands, een pracht van een driemaster, die bij ons
voor de deur op het strand vast zat. Hij werd vaak
geplaagd en ertussen genomen en hij wist het en
lachte maar een beetje, terugslaan was er niet bij,
daar was hij te gul voor. En toch, onderhand heeft
hij me met zijn eeuwige Stam te Bremen toch zó
veel Kreukniet-basis bijgebracht en heeft hij dit
fundament zó netjes waterpas gezet, dat het prac-
tijkdiploma boekhouden me later niet zo bezwaar
lijk zou blijken en ik zelfs een poosje hard op weg
geweest ben naar boekhouden m.o., een expeditie,
die haastig in de steek gelaten werd toen zich
dank zij Swaving en Burgersdijk Staatsexamen
perspectieven opdeden. Kosten kon ongelofelijk
snel rekenen, ik nam enkele van zijn techniekjes
over, wat me later, in de vernederende jaren op
mijn bankierskantoor aan den Dam voor 100
salaris per jaar zeer te stade zou komen. Neen,
over Kosten niets dan goeds. Zijn naam was Neus.
Kinderen kunnen wreed zijn. Hij had een dochter,
Mina, die in IVa zat en ons voornamelijk interesseer
de om de prachtig opgeborstelde haren, waarmee
ze op school kwam. Dat moet Vader Kosten's eigen
werk zijn geweest. Veel later, in Den Haag, toen ik
eens, in een bevlieging voor Heemschutzaken, bij
Frans Vermeulen van Monumentenzorg belandde,
werd me daar de thee gepresenteerd door een
bleke dame, zijn Vrouw, die me ontzettend bekend
voorkwam, maar ik herkende haar niet en ze maak
te zich ook niet bekend het moet Mina zijn
geweest. De harenpracht was weg, vandaar dat ik
niet herkende, ze leek me erg zwak. Niet zo heel
70