De schuur van Ter Doest bedolven door het duinzand, is thans bloot gelegd. Dit gedeelte is reeds zo indrukwekkend dat het een goede indruk geeft van de glorie van deze abdij in haar bloeitijd. Dezelfde indruk van grootsheid maakt de schuur van Ter Doest, de enige die nog bewaard is gebleven van de tientallen, die beide abdijen hebben bezeten. Deze ruimte, van binnen imposanter dan men van de buiten kant zou denken, wordt nog steeds als landbouwschuur gebruikt en maakt het mogelijk een direct contact met het verleden te krijgen. De omstreeks 1275 gebouwde schuur heeft een grondvlak van niet minder dan 55 x 22 m. In de geschiedenis van de bouwkunde is de kapconstructie van deze schuur van belang door de duidelijke opbouw in gebinten en spanten. Deze con structie maakte het mogelijk grote overspanningen te maken. Behalve dat de strobedekking door ongeveer 38.000 pannen werd vervangen, is de schuur volkomen authentiek. Zeven eeuwen lang dragen dezelfde eiken bomen het houten geraamte. De bomen zelf rusten op een basis van metselwerk, Doornikse steen en een eiken dwarsblok. De bakstenen, waarmee het gebouw is opgetrokken zijn de bekende ,,moefen", elk 5 kg wegend. Janse maakte in een artikel over de schuur de opmerking dat de sobere architectuur der Cister- ciënsers zeer lang haar invloed heeft doen gevoelen op die van Vlaanderen en de rest van Nederland. Hij noemt in dit verband ook Zeeuwse voorbeelden. Ingang van Ter Doest 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 30