Smartlap
Exploitatie
In een artikel over de abdij Ter Doest aan het einde
van haar bestaan zegt Aneca dat de uithoven Pilsbroek
bij Aardenburg, Graauw bij Hulst, Monsterhoek en
Krabbendijke op Zuid-Beveland rechtstreeks door de
monniken met de hulp van le'kebroeders en later van
vrije krachten werden uitgebaat, Deze uithoven vorm
den zelfstandige centra van waaruit grote ontginnings
plannen werden geleid. Somtijds was het nodig over
eenkomsten te sluiten om niet op eikaars terreinen te
komen. De moederabdij Duinen staat in 1231 aan de
dochterabdij Ter Doest toe grond in de buurt van de
uithof te Zande (Kloosterzande) te kopen. „Want wij,
deze kerk beminnende als onze enige dochter en
begerende aan allen liefderijk gunst te bewijzen, heb
ben welwillend de gevraagde toestemming verleend".
Schattingen over de omvang van de exploitaties in de
bloeiperiode zijn voor Duinen 12000 ha, voor Ter
Doest 4000 ha. De Duinenabdij was gebouwd voor
een convent van meer dan 300 monniken en leke-
broeders. De kerk van deze abdij, die in 1262 werd
gewijd en waarvan de fundamenten in 1949 en 1950
zijn bloot gelegd, onderscheidde zich door haar enorme
afmetingen: met haar lengte van 125 m behoorde zij
tot de grootste drie van het land. De woning van de
abt werd opgegraven en verder de grondvesten en
muurgedeelten van het lekebroedersgebouw, om maar
enkele gedeelten van het machtige complex te noemen.
Duinen en Ter Doest zijn een bezoek overwaard.
Gegevens:
Bulletin van het Wetenschappelijk en Kultureel Cen
trum van de Duinenabdij en de Westhoek;
L. Dendooven: De abdij Ter Doest, 5e dr. 1963.
H. Janse: De abdijschuur van Ter Doest, in Bulletin
van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, 15 mei 1964.
H. Aneca: Aspekten uit het abdijleven in Vlaanderen
tijdens de 16e eeuw; Ter Doest 1550-1580; Studia
Historica Gandensia, nr. 28 (1964).
P. Schittekat: Sous les dunes de Coxyde.
Foto's:
Mr. Tina Kannegieter; J. A. J. M. Bitter; E. Thill;
Duinenabdij.
Samensteller:
M. P. de Bruin.
Mijnheer de redakteur,
Het zullen er wellicht maar weinigen zijn die regel
matig kunstkritieken lezen, maar degenen die hier
van wel een gewoonte maken moeten toch wel
eens het gevoel krijgen dat recensenten (of artike
lenschrijvers die daarvoor wensen door te gaan,
maar juist deze categorie weet altijd zo'n bijzonder
handig woordenspel op te voeren), er zulke ver
schillende meningen op na houden en deze ook
zo nadrukkelijk weten te demonstreren.
De „hebberigheid" waarmee de schaarse activitei
ten op het gebied van de beeldende kunst bijv. in
deze provincie soms wordt aangepakt, kan na
tuurlijk duiden op een gebrek aan eigen creativi
teit, maar tevens het publiek de weg wijzen naar
een volkomen verkeerd gerichte, we zouden willen
zeggen „burgerlijk" gerichte kunstbeschouwing.
In ieder geval slaagt de kritiek er in om de lachers
mee te krijgen. De enorm grote intellectuele smart
lap welke onlangs verscheen in het Zeeuws Tijd
schrift sluit prachtig aan bij de visie van de dames
bladen („ze rotzooien immers maar wat aan"), en
ook zo prachtig bij de mening van „hertenvangers"
als Ridder van Rappard, om met Pierre Jansen te
spreken.
Niettemin is het betreurenswaardig dat mensen die
beter moesten weten hun eigen isolement in de
provincie op zo'n beroerde manier afreageren op
de Zeeuwse „herten", al zijn dat dan lang niet
allemaal „schoonspringers". Ook gehandicapte
herten hoeven immers niet alles op te vreten wat
ze van de oppassers krijgen voorgeschoteld. Er is
op de kermissen al genoeg om dikke dames ge
lachen, toch schijnen er in deze provincie nog
jagers te zijn die graag deze wat fascistisch aan
doende traditie weer in ere willen herstellen.
Al trekt de jagersman er zwarte laarzen bij aan,
ook deze aanval op creatief werken in volledige
vrijheid heeft geen enkele kans op succes. Mits
natuurlijk de kunstenaars enorm hard aan het werk
blijven.
JAN P. JONGSCHAAP, Zierikzee
(Daar hef humoristische effect van dit proza er
onherroepelijk onder lijden moet als men het gaat
becommentariëren, geven we het U gaarne cru,
dé hoop uitsprekend dat de schrijver met het uit
drukken van zijn zweertje waf is hij niet al
kwijtgeraakt: isolement, herten, dikke dames, on
derdelen van een fascistenuniform zowaar, en dan
al die ouwe koeien! 't bespaart een gang naar
het panopticum) met dit uitdrukken dus, verlichting
heeft gekregen.
Na het lachsucces van een kritiek deze, hopelijk
nog meer hilariteit verwekkende toegift, en dat
allemaal in ons rustige, gedegen Zeeuws Tijdschrift.
Er is maar één ding wat we nu van harte betreuren:
bij het reproduceren van „Oude Stad" van Jong-
schaap (een der beste stukken van de expositie
hoor, heus!) vroeg de nauwgezette zetter ons heel
beleefd, aan te willen geven waf boven en wat
onder was. Was er toen maar een verleidelijk
duiveltje komen fluisteren, dan was er pas ge
lachen. Maar we waren te burgerlijk, te geïsoleerd
geweest, stellig. Gelukkig dat die brug bijna ge
reed is.)
79