Een nieuwe bouwverordening
De Overgangswet Ruimtelijke Ordening en Volkshuis
vesting is als wet van 1 augustus 1964 in het Staatsblad
verschenen. De datum van inwerkingtreding moet door
de Kroon nog worden bepaald.
Naar de woorden van de verantwoordelijke ministers,
opgenomen in de bij het ontwerp waaraan later toe
gevoegd een drietal nota's van wijzigingen behorende
memorie van toelichting, is de strekking van deze wet
het geven van regelingen, nodig om de invoering, van
de nieuwe Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke
Ordening ,,in het algemeen zonder schokken te laten
verlopen".
Artikel 3 van de Over
gangswet bepaalt, dat
voorschriften, als be
doeld in artikel 1 of ar
tikel 2, 1e lid, der Wo
ningwet 1901, alsmede
overeenkomstig het be
paalde in artikel 168 der
Gemeentewet vastge
stelde voorschriften,
welke voorzien in on
derwerpen als omschreven in hoofdstuk II der Woning
wet, worden geacht voorschriften te zijn als bedoeld in
afdeling 1 van genoemd hoofdstuk der Woningwet.
Evenbedoelde gevarieerde voorschriften zijn die, welke
vrijwel steeds zijn samengebracht in wat men pleegt te
noemen de gemeentelijke bouwverordening. Door het
in de aanhef van deze alinea aangehaalde overgangs
recht zullen al die gevarieerde voorschriften nog vóór
dat de gemeentelijke bouwverordening aan de nieuwe
wetgeving is aangepast weigeringsgronden blijven of
worden voor een bouwvergunning.
De gemeenteraden zullen de bouwverordeningen echter
in overeenstemming hebben te brengen met de bepa
lingen van de nieuwe Woningwet. Hebben zij binnen
een termijn van drie jaren na de inwerkingtreding van
de Overgangswet aan deze eis niet voldaan, dan stel
len Gedeputeerde Staten een termijn waarbinnen de
aanpassing moet zijn voltooid. Wordt ook deze termijn
niet in acht genomen dan geschiedt de aanpassing bij
besluit van Gedeputeerde Staten.
Reeds lang bestaat bij de overheid en bij het bedrijfs
leven behoefte aan unificatie van de gemeentelijke
bouwverordeningen. De afdeling Zeeland van de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten heeft, ter tege
moetkoming aan deze behoefte, destijds een commissie
ingesteld wier arbeid er jaren geleden al toe heeft
geleid, dat vrijwel alle Zeeuwse gemeenten dus al
onder de werking van de Woningwet van 1901
zoveel mogelijk gelijkluidende bouwverordeningen heb
ben.
De laatste jaren is door een daartoe in het leven ge
roepen Adviescommissie voor de unificatie en de
toepassing van gemeentelijke bouwverordeningen van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten veel werk
verzet om te komen tot een landelijk model van de
bouwverordening. Dit aan de nieuwste inzichten op
het gebied van het doelmatig en verantwoord bouwen
aangepaste model is onlangs gereed gekomen en zal,
naar het zich laat aanzien, nog in de eerste helft van
1965 in druk verschijnen. Aan de samenstelling van dit
model heeft een keur van deskundigen uit de kringen
van de gemeenten, de provincies, het rijk, de Bond
van Nederlandse Architecten, de Hinderwet- en Bouw-
toezichtvereniging, enz., zijn beste krachten gegeven.
Zonder enig voorbehoud kan en mag dan ook worden
aangenomen, dat het model aan zijn doel zal beant
woorden.
De verwachting bestaat, dat de nieuwe Woningwet
omstreeks juli a.s. in werking zal treden. De gemeen
tebesturen zullen zich dan hebben te beraden over de
aanpassing van de bouwverordening aan de nieuwe
wetgeving. Het is te hopen, dat zij waar mogelijk
zich daarbij zullen conformeren aan het landelijk mo
del, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
hun en ook aan de Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening en de colleges van Gedeputeerde
Staten der provincies zal aanbieden. Het behoeft
toch geen betoog meer, dat in de tegenwoordige tijd
zeker voor wat de bouwvoorschriften betreft unificatie
voor zover maar enigszins mogelijk, geboden is. Zulks
is niet alleen in het belang van de gemeentebesturen,
maar ook in dat van de architecten, de aannemers, de
fabrikanten en leveranciers van bouwmaterialen, enz.
Het is een belang van de eerste orde voor de gehele
bouwnijverheid. Men hoeft in dit verband alleen maar
te denken aan de systeembouw, de gerationaliseerde
en de geïndustrialiseerde bouw. In het huidig tijdsge
wricht met zijn tekort aan arbeidskrachten is het, o.m.
ter voorziening in het twintig jaar na het einde van de
tweede wereldoorlog nog steeds bestaande grote te
kort aan woningen, een onontkoombare eis, dat elke
niet-noodzakelijke belemmering voor het zo efficiënt
mogelijk op gang brengen en op gang houden van
produktiestromen op het gebied van de bouwnijverheid,
wordt voorkomen of weggenomen. Unificatie van de
gemeentelijke bouwverordeningen betekent in deze een
positieve bijdrage. De inwerkingtreding van de nieuwe
produkten van wetgeving op het terrein van de ruim
telijke ordening en de volkshuisvesting opent tot het
leveren van deze bijdrage een ongezochte maar des
alniettemin unieke gelegenheid. De Adviescommissie
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is
gelukkig zo tijdig met haar moeilijke arbeid gereed
gekomen, dat het nut daarvan maximaal kan zijn.
Het woord is nu aan de gemeentebesturen en de col
leges van Gedeputeerde Staten. Het zal goed zijn
wanneer bij het spreken van dat woord duidelijk blijkt,
dat bestuursdecentralisatie het waar nodig en mogelijk
bereiken van unificatie niet in de weg staat. De effi
ciency en de decentralisatie zullen hiermede gelijkelijk
zijn gebaat.
Rond
griffie en secretarie
door
J. W. Peters
82